13 Pskovse trutten en het woordenboek van Karel van het Reve
Soms is het niet een kwestie van een onvertaalbaar woord tegenkomen, maar gewoon niet op het dekkende equivalent kunnen komen.
In Domein treedt een zekere Markov op, volgens de gids Natella ‘de enige normale hier’ – omdat het een totale alcoholist is, een zuipschuit, een onverbeterlijk en verstokt drankorgel. Hij werkt als fotograaf op het Domein en verdient met zijn kiekjes voor souvenirhongerige toeristen in één dag zo veel, dat hij de rest van de week drinkt. In zijn woorden: ‘Voor sommigen is wodka een feest. Voor mij is het de dagelijkse harde realiteit...’
Dovlatov laat de naam van Markov heel even vallen (bij monde van Natella) aan het begin van het boek, maar brengt hem op tsjechoviaanse manier aan het eind weer terug, in een lange en machtige dronken episode waarbij de verteller op zeker moment rondzwalkt met de linkermouw van zijn jas afgescheurd (‘Het was te warm’) en Markov met een groene lampekap op zijn hoofd.
Markov spreekt in Sovjet-frases. ‘Handen af van het socialistische Cuba!’ zegt hij als de verteller een rondje wil betalen. ‘Hier spreekt Moskou! Het recht op ontspanning wordt door de Grondwet gewaarborgd!’
Markov is niet gelukkig in de regio – of in Sovjet-Rusland. ‘Ach, kwamen de Amerikaanse oorlogshitsers maar,’ verzucht hij, ‘om ons in slavernij te voeren. Misschien konden we dan leven als mensen, als een soort Tsjechen...’
In het restaurant (annex kroeg) Heldenridder kennen ze Markov. En Markov kent hen.
De episode vangt aan als hij alleen aan een tafeltje met zijn rug naar de mensen toe een waanzinsmonoloog afsteekt.
Wanneer hij merkt dat de cliëntele begint te luisteren – en dus naar hem gaat kijken, zegt hij:
– Wat staren jullie nou, zjloby?
En het gaat om dat ‘zjloby’.
Ik heb hier een op het Waterlooplein aangeschaft, met blauwe tape bij elkaar gehouden haveloos exemplaar van de Oxford Russian English Dictionary, tweede editie, 1985, waarvan de snee bijna zwart is van het eindeloze beduimelen. Mijn vermoeden is dat het bij de allerlaatste restanten behoorde van de nalatenschap van Karel van het Reve. (Vertalers blijven tot aan hun dood woordenboeken gebruiken: ze zoeken alles op.) Dus als de techniek eenmaal zover is, kunnen we hem recombinatoir terugklonen uit de huidschilfers van zijn duim die op het boek zijn achtergebleven. Mocht iemand dat willen natuurlijk.
Hoe dan ook, het woord ‘zjlob’ staat er niet in. Ook niet na duizend keer opzoeken door Van het Reve, waar de beduimeling op wijst.
Waar het wel in staat, is in Wim Honselaars woordenboek Nederlands-Russisch uit 2002. En daar staat (uitgeschreven): zjlob – ‘(laag stijlniveau) 1 krent, vrek; 2 dommekracht (overdrachtelijk); domme bruut’.
De betekenissen die Honselaar onderscheidt (vrek en domme bruut) hangen samen. Zjloby zijn in niets of niemand geïnteresseerde, egoïstische, bekrompen vrekken. Het woord is enigszins aanstootgevend, voor wie aanstoot wil nemen, maar het is geen breedspectrumscheldwoord, eerder objectief om¬schrijvend voor een bepaald slag mensen.
Je kunt je dus aangesproken voelen, en je kunt het niet.
De tijden veranderen en met zeiksnorren kom je er niet als je wil beledigen of uitdagen, noch met minkukels, mafketels, droogkloten, kloothufters, etterbakken, kaffers of gewoon idioten.
Laat staan met kleinen van geest, ganzen of ezels.
Of luilebollen, oelewappers en dergelijke grappig bedoelde flauwiteiten meer.
Zjloby is niet heel vreselijk maar ook niet heel onschuldig, want de verteller merkt twee regels later op: ‘De omstanders reageerden kalm. Hoewel dat ‘zjloby’ duidelijk tot hen gericht was.’
Misschien werkt randdebielen of imbecielen? Of mongolen – al is dat soms een eretitel in Rusland, zoals we weten uit De Skythen van Aleksandr Blok.
Tyfuse kutkankerlijers dan? Het een beetje opnederlandsen met ons eigen unieke van ziektes vergeven repertoire? Maar dan moet je de betekenis loslaten, en dat blijft in vertalibus problematisch.
Eikels? Is niet gek. Misschien al te NN (Noord-Nederlands), en misschien ook al te beledigend bedoeld, waar ‘zjloby’ dat slechts op het randje is.
Het lambikiaanse kwistenbiebels? Zotten?
Zelfs het veelgeraadpleegde standaardwerk Dat boek met die kuttitel geeft hier geen eenduidig uitsluitsel.
Ik houd het voorlopig op trutten. Trutten geeft de bekrompenheid redelijk weer, en de domheid ook, en dat het hier aan mannen gericht is, is een extra voordeel. Ideaal is het nog niet, maar misschien verwerft het na verloop van tijd wel de kracht van het vanzelfsprekende.
Was ik er maar bij geweest, in De Heldenridder, dan had ik ze met eigen ogen kunnen zien, die Pskovse eikels, sorry, trutten.
Dan wist ik precies hoe ik ze moest noemen.
____
Verwijzingen. Intussen is Dovlatovs Domein uitgekomen, zie de website van uitgeverij Vleugels, hier en hier, met ‘trutten’: Dat boek met die kuttitel uit 2016 ziet er zo uit:
In Domein treedt een zekere Markov op, volgens de gids Natella ‘de enige normale hier’ – omdat het een totale alcoholist is, een zuipschuit, een onverbeterlijk en verstokt drankorgel. Hij werkt als fotograaf op het Domein en verdient met zijn kiekjes voor souvenirhongerige toeristen in één dag zo veel, dat hij de rest van de week drinkt. In zijn woorden: ‘Voor sommigen is wodka een feest. Voor mij is het de dagelijkse harde realiteit...’
Dovlatov laat de naam van Markov heel even vallen (bij monde van Natella) aan het begin van het boek, maar brengt hem op tsjechoviaanse manier aan het eind weer terug, in een lange en machtige dronken episode waarbij de verteller op zeker moment rondzwalkt met de linkermouw van zijn jas afgescheurd (‘Het was te warm’) en Markov met een groene lampekap op zijn hoofd.
Markov spreekt in Sovjet-frases. ‘Handen af van het socialistische Cuba!’ zegt hij als de verteller een rondje wil betalen. ‘Hier spreekt Moskou! Het recht op ontspanning wordt door de Grondwet gewaarborgd!’
Markov is niet gelukkig in de regio – of in Sovjet-Rusland. ‘Ach, kwamen de Amerikaanse oorlogshitsers maar,’ verzucht hij, ‘om ons in slavernij te voeren. Misschien konden we dan leven als mensen, als een soort Tsjechen...’
In het restaurant (annex kroeg) Heldenridder kennen ze Markov. En Markov kent hen.
De episode vangt aan als hij alleen aan een tafeltje met zijn rug naar de mensen toe een waanzinsmonoloog afsteekt.
Wanneer hij merkt dat de cliëntele begint te luisteren – en dus naar hem gaat kijken, zegt hij:
– Wat staren jullie nou, zjloby?
En het gaat om dat ‘zjloby’.
Ik heb hier een op het Waterlooplein aangeschaft, met blauwe tape bij elkaar gehouden haveloos exemplaar van de Oxford Russian English Dictionary, tweede editie, 1985, waarvan de snee bijna zwart is van het eindeloze beduimelen. Mijn vermoeden is dat het bij de allerlaatste restanten behoorde van de nalatenschap van Karel van het Reve. (Vertalers blijven tot aan hun dood woordenboeken gebruiken: ze zoeken alles op.) Dus als de techniek eenmaal zover is, kunnen we hem recombinatoir terugklonen uit de huidschilfers van zijn duim die op het boek zijn achtergebleven. Mocht iemand dat willen natuurlijk.
Hoe dan ook, het woord ‘zjlob’ staat er niet in. Ook niet na duizend keer opzoeken door Van het Reve, waar de beduimeling op wijst.
Waar het wel in staat, is in Wim Honselaars woordenboek Nederlands-Russisch uit 2002. En daar staat (uitgeschreven): zjlob – ‘(laag stijlniveau) 1 krent, vrek; 2 dommekracht (overdrachtelijk); domme bruut’.
De betekenissen die Honselaar onderscheidt (vrek en domme bruut) hangen samen. Zjloby zijn in niets of niemand geïnteresseerde, egoïstische, bekrompen vrekken. Het woord is enigszins aanstootgevend, voor wie aanstoot wil nemen, maar het is geen breedspectrumscheldwoord, eerder objectief om¬schrijvend voor een bepaald slag mensen.
Je kunt je dus aangesproken voelen, en je kunt het niet.
De tijden veranderen en met zeiksnorren kom je er niet als je wil beledigen of uitdagen, noch met minkukels, mafketels, droogkloten, kloothufters, etterbakken, kaffers of gewoon idioten.
Laat staan met kleinen van geest, ganzen of ezels.
Of luilebollen, oelewappers en dergelijke grappig bedoelde flauwiteiten meer.
Zjloby is niet heel vreselijk maar ook niet heel onschuldig, want de verteller merkt twee regels later op: ‘De omstanders reageerden kalm. Hoewel dat ‘zjloby’ duidelijk tot hen gericht was.’
Misschien werkt randdebielen of imbecielen? Of mongolen – al is dat soms een eretitel in Rusland, zoals we weten uit De Skythen van Aleksandr Blok.
Tyfuse kutkankerlijers dan? Het een beetje opnederlandsen met ons eigen unieke van ziektes vergeven repertoire? Maar dan moet je de betekenis loslaten, en dat blijft in vertalibus problematisch.
Eikels? Is niet gek. Misschien al te NN (Noord-Nederlands), en misschien ook al te beledigend bedoeld, waar ‘zjloby’ dat slechts op het randje is.
Het lambikiaanse kwistenbiebels? Zotten?
Zelfs het veelgeraadpleegde standaardwerk Dat boek met die kuttitel geeft hier geen eenduidig uitsluitsel.
Ik houd het voorlopig op trutten. Trutten geeft de bekrompenheid redelijk weer, en de domheid ook, en dat het hier aan mannen gericht is, is een extra voordeel. Ideaal is het nog niet, maar misschien verwerft het na verloop van tijd wel de kracht van het vanzelfsprekende.
Was ik er maar bij geweest, in De Heldenridder, dan had ik ze met eigen ogen kunnen zien, die Pskovse eikels, sorry, trutten.
Dan wist ik precies hoe ik ze moest noemen.
____
Verwijzingen. Intussen is Dovlatovs Domein uitgekomen, zie de website van uitgeverij Vleugels, hier en hier, met ‘trutten’: Dat boek met die kuttitel uit 2016 ziet er zo uit:
Reacties
Een reactie posten