8 Bestaan er überhaupt onvertaalbare woorden?
Op het web en in papieren boeken circuleren lijsten met zogenaamd onvertaalbare woorden.
Woorden uit een cultuurspecifieke context, woorden waarbij meerdere betekenissen meespelen, gelukkige samenstellingen die ooit verzonnen zijn en mochten doorbestaan, woorden met zo’n subtiele nuance dat geen vertaling er ooit helemaal recht aan kan doen.
Meestal, als je iets van de taal weet, blijken ze helemaal niet zo onvertaalbaar.
In het Duits komen ze bijvoorbeeld steevast op de proppen met ‘Verschlimmbesserung’, ‘Schilderwald’ en ‘Backpfeifengesicht’. Waarvoor geenszins uit de lucht gegrepen vertalingen bestaan als verslechterbetering, bordenwoud en muilpeersmoel. Of voor dat laatste misschien zelfs gewoon ‘rotkop’, in de zin van: ‘Wat hep die een rotkop. Je zou hem zo een raus voor z’n postzegel willen geven.’
En als er geen woordenboekvertaling is, verzin je zelf toch wat? Vooral bij de grappig bedoelde neologismen heb je vrij spel.
Je kan het Duits ook gewoon laten staan, in het Nederlands. Wat mensen wel eens doen, en het hebben over ‘Schadenfreude’ – waar ‘leedvermaak’ toch echt geen slecht equivalent is. Of aankomen met ‘Vergangenheitsbewaltigung’, of een ‘Ausgabe letzter Hand’. Mooi hoor. De snob in de mens wil ook wat.
Dus het kan vaak wel, maar het wil niet. Die ‘onvertaalbare’ woorden vertalen.
Niet alleen Duits heeft ontiegelijk veel onvertaalbare woorden, zeggen ze. Japans ook.
En Fins.
En Russisch.
Het lijkt wel een wedstrijdje. Wie heeft de meeste? Waarbij de onuitgesproken subtekst luidt: welke taal is het authentiekst? Onvervalst het echtst, het volkst.
Welk volk spreekt de meest authentieke onvertaal?
Voor het Russisch bestaat er zelfs een boek: 93 onvertaalbare Russische woorden.
In het Engels. Met vertaling.
Nou heeft het Russisch best wat woorden die voor vertaalproblemen zorgen.
Soms betreft het realia, zoals de bovenraampjes die fortotsjki heten, de vroegere pijpjessigaretten die papirossi heten, het boodschappennetje genaamd de avoska, ofwel het ‘jeweetmaarnooitnietnetje’.
Er zijn woorden die bij de Russische ziel horen. De gruwzame melancholie die toská heet. Het glaasje ’s ochtends om de kater te verjagen, in het Engels wel ‘the hair of the dog’ geheten, en dat in het Nederlands een opkrikkertje heet – maar toch niet precies hetzelfde is. De unverfroren botte boerenkinkeligheid die chamstvo wordt genoemd. Een woord dat zelfs Dovlatov onvertaalbaar vond.
Dat wil zeggen: de mentaliteit die eruit sprak vond hij zó Russisch, die had je nergens anders. ‘In New York,’ zei Dovlatov, ‘mogen ze je beroven, maar ze smijten de deur nooit in je aangezicht toe.’
In Sovjet-Rusland moest je kaartjes kopen (voor wat dan ook) door diep te buigen voor een heel klein en laag langwerpig schuifraampje waarachter een caissière zat die elk moment dat raampje voor je neus kon dichtschuiven en de luxaflex naar beneden halen en sluiten. En dat ook deed. Chamstvo was (en is) de botheid van de macht.
Dat was het verschil, volgens Dovlatov.
Het onvertaalbare verschil.
En daar zie je het probleem in een notedop. Als mensen het over onvertaalbaar hebben, bedoelen ze niet dat het woord onvertaalbaar is, maar dat ze graag willen dat een vertaling precies dát gevoel overbrengt dat het oorspronkelijke woord bij henzelf losmaakt.
Mensen willen dat het woord past als een dekseltje op een potje.
Maar niet op ieder potje past een dekseltje, in tegenstelling tot wat het spreekwoord wil.
Sterker nog: alle dekseltjes wringen. Niets kan lucht- en waterdicht vertaald worden.
Iedere taal is particulier. Sterker nog, iedere taalgebruiker is particulier. Mijn gevoel, mijn idee, mijn beeld bij ‘moeder’ zijn andere dan de jouwe.
Het blijft, zoals al vaker gezegd, roeien met de riemen die je zijn afgenomen.
Reacties
Een reactie posten