14 Couleur locale
Hoeveel couleur locale kan een boek verdragen?
Hoeveel cultureel bepaalde bijzonderheden moet een vertaler onder het tapijt vegen om de lezer ter wille te zijn? Om de lezer niet voortdurend vraagtekens in de ogen en fronsen in de wenkbrauwen te bezorgen over zaken die voor de lezer in de originele taal klip en klaar zijn?
Arthur Langeveld (van Vertalen wat er staat) vond dat je Russische gerechten als kruidmoes, meelpijpjes, hot en wrongel in vertaling moest veranderen in gerechten als erwtensoep, macaroni, karnemelk en yoghurt. Anders zou je nog gaan denken dat het iets exclusiefs was, in plaats van allergewoonste volkse kost.
Een tragisch maar typisch gevalletje van lezersonderschatting.
Je voelt het toch wel aan, als het goed is. Het mag uit de context wel duidelijk zijn wat het is – en anders vind je het te zijner tijd maar uit. Als je het tenminste niet al weet en toch niet zo dom bent als Langeveld schijnt te denken.
Dus toch ‘vertalen wat er staat’? In dit geval zou ik er niet tegen zijn.
Het hoort bij de couleur locale.
Couleur locale: geen boek kan zonder. Want laten we wel wezen, waaraan hebben wij onze rijzende sterrenstatus op het wereldliteraire podium te danken? Waaraan anders dan onze onnavolgbare, onovertroffen, watertandend een uur in de wind odeurende spruitjesgeur? (Nou ja, ook aan de vertalers natuurlijk. Hulde waar hulde toekomt.)
Russen zitten er ook niet mee als het in hun vertaalde romans wemelt van ‘Ser’ (Sir), ‘strit’ (Street) en ‘milord’. Ze lezen er Sherlock Holmes en de Drie musketiers alleen maar liever om.
Elke roman heeft talloze cultuurspecifieke realia. En Domein is daarop geen uitzondering.
Inmiddels is het boek uitgekomen, maar ik ben nog niet helemaal klaar met vertellen.
Cultuurspecifieke realia dus.
De eerste bladzijde alleen al wemelt ervan. Sommige zijn ondoorzichtiger dan andere. Er gebeuren dingen die voor een (Sovjet-)Rus doodnormaal zijn, maar die wij maar moeten accepteren.
Het begint ermee dat de hoofdpersoon, Alichanov, ‘op intuïtie’ de stationsrestauratie vindt. Een doorgewinterde Russische lezer voelt het al aankomen: dat is de natuur die roept. Om alcohol roept wel te verstaan. Louter met die stationsrestauratie en dat ‘op intuïtie’ schetst Dovlatov een hele wereld. Meer woorden heeft hij er niet mee nodig. En gebruikt hij ook niet.
Dat is natuurlijk ook het knappe van Dovlatov. Alles zegt iets en ook iets anders. Niks staat er louter voor de mededeling, maar eerst en vooral voor de toon en de sfeer.
Goed. Alichanov bestelt wodka, bier en twee sandwiches.
‘Met wat?’ vraagt de ober. Alichanov antwoordt: ‘Met worst, neem ik aan.’
Hij zegt ‘neem ik aan’, omdat er in die dagen zelden iets anders op broodjes te krijgen was dan worst (doktersworst niet en lievelingsworst wel met spek gelardeerd). Als je geluk had. Alichanov heeft geen geluk, want de broodjes zijn op.
Allemaal subtekst, die de Nederlandse lezer ook wel zal aanvoelen. Hoop ik dan maar.
De wodka bestelt Alichanov, naar Russisch gebruik, in grammen: ‘Honderd gram wodka.’
Dat kan ik veranderen in centiliters, als ik wil. Of in ‘een glaasje’ of in ‘een glas’, of in ‘een wodka’. Maar hoeveel is dat? Onze borrel is 3,5 centiliter. Honderd gram is drie keer zoveel, tien centiliter, oftewel een stevig halfvol waterglas. Bulgaren beginnen met vijftig gram, Russen met het dubbele.
Dus veranderen vind ik verwarrend – en een verslechtering.
De lezer begrijpt die grammen heus wel.
Hoop ik alweer.
In de volgende regel steekt Alichanov een sigaret op.
Alleen is het geen sigaret maar is het een ‘papirossa’. Een papirossa is een sigaret die voor tweederde bestaat uit een kartonnen pijpje dat je op twee plekken inknijpt om te zorgen dat je niet in je eerste trek stikt van de scherpe rook. Daarna kun je hem stoer tussen je tanden klemmen. Sigaretten waren buitenlandse waar, papirossi waren ‘vaderlands’, en een Russische uitvinding. Iedereen rookte ze. Inmiddels zijn ze niet of nauwelijks meer te krijgen.
In Domein zijn papirossi inwisselbaar met sigaretten.
Daarom heb ik er in de vertaling sigaretten van gemaakt. En ze niet gelaten als papirossi, ‘papirossi’ of papirossi.
Misschien een verlies. Maar om vlak achter elkaar die grammen wodka te hebben en een niet-Nederlands woord, vond ik teveel van het goede.
Couleur locale oké. Exotisme (hier even) nee.
____
Verwijzingen. Arthur Langeveld in Vertalen wat er staat, p.188-189. Het voorbeeld van de meelpijpjes komt uit Boenin. Zie ook de blogpost Zij vertaalden wat er stond, hier. Domein is bij Vleugels uitgekomen, zie hier.
Hoeveel cultureel bepaalde bijzonderheden moet een vertaler onder het tapijt vegen om de lezer ter wille te zijn? Om de lezer niet voortdurend vraagtekens in de ogen en fronsen in de wenkbrauwen te bezorgen over zaken die voor de lezer in de originele taal klip en klaar zijn?
Arthur Langeveld (van Vertalen wat er staat) vond dat je Russische gerechten als kruidmoes, meelpijpjes, hot en wrongel in vertaling moest veranderen in gerechten als erwtensoep, macaroni, karnemelk en yoghurt. Anders zou je nog gaan denken dat het iets exclusiefs was, in plaats van allergewoonste volkse kost.
Een tragisch maar typisch gevalletje van lezersonderschatting.
Je voelt het toch wel aan, als het goed is. Het mag uit de context wel duidelijk zijn wat het is – en anders vind je het te zijner tijd maar uit. Als je het tenminste niet al weet en toch niet zo dom bent als Langeveld schijnt te denken.
Dus toch ‘vertalen wat er staat’? In dit geval zou ik er niet tegen zijn.
Het hoort bij de couleur locale.
Couleur locale: geen boek kan zonder. Want laten we wel wezen, waaraan hebben wij onze rijzende sterrenstatus op het wereldliteraire podium te danken? Waaraan anders dan onze onnavolgbare, onovertroffen, watertandend een uur in de wind odeurende spruitjesgeur? (Nou ja, ook aan de vertalers natuurlijk. Hulde waar hulde toekomt.)
Russen zitten er ook niet mee als het in hun vertaalde romans wemelt van ‘Ser’ (Sir), ‘strit’ (Street) en ‘milord’. Ze lezen er Sherlock Holmes en de Drie musketiers alleen maar liever om.
Elke roman heeft talloze cultuurspecifieke realia. En Domein is daarop geen uitzondering.
Inmiddels is het boek uitgekomen, maar ik ben nog niet helemaal klaar met vertellen.
Cultuurspecifieke realia dus.
De eerste bladzijde alleen al wemelt ervan. Sommige zijn ondoorzichtiger dan andere. Er gebeuren dingen die voor een (Sovjet-)Rus doodnormaal zijn, maar die wij maar moeten accepteren.
Het begint ermee dat de hoofdpersoon, Alichanov, ‘op intuïtie’ de stationsrestauratie vindt. Een doorgewinterde Russische lezer voelt het al aankomen: dat is de natuur die roept. Om alcohol roept wel te verstaan. Louter met die stationsrestauratie en dat ‘op intuïtie’ schetst Dovlatov een hele wereld. Meer woorden heeft hij er niet mee nodig. En gebruikt hij ook niet.
Dat is natuurlijk ook het knappe van Dovlatov. Alles zegt iets en ook iets anders. Niks staat er louter voor de mededeling, maar eerst en vooral voor de toon en de sfeer.
Goed. Alichanov bestelt wodka, bier en twee sandwiches.
‘Met wat?’ vraagt de ober. Alichanov antwoordt: ‘Met worst, neem ik aan.’
Hij zegt ‘neem ik aan’, omdat er in die dagen zelden iets anders op broodjes te krijgen was dan worst (doktersworst niet en lievelingsworst wel met spek gelardeerd). Als je geluk had. Alichanov heeft geen geluk, want de broodjes zijn op.
Allemaal subtekst, die de Nederlandse lezer ook wel zal aanvoelen. Hoop ik dan maar.
De wodka bestelt Alichanov, naar Russisch gebruik, in grammen: ‘Honderd gram wodka.’
Dat kan ik veranderen in centiliters, als ik wil. Of in ‘een glaasje’ of in ‘een glas’, of in ‘een wodka’. Maar hoeveel is dat? Onze borrel is 3,5 centiliter. Honderd gram is drie keer zoveel, tien centiliter, oftewel een stevig halfvol waterglas. Bulgaren beginnen met vijftig gram, Russen met het dubbele.
Dus veranderen vind ik verwarrend – en een verslechtering.
De lezer begrijpt die grammen heus wel.
Hoop ik alweer.
In de volgende regel steekt Alichanov een sigaret op.
Alleen is het geen sigaret maar is het een ‘papirossa’. Een papirossa is een sigaret die voor tweederde bestaat uit een kartonnen pijpje dat je op twee plekken inknijpt om te zorgen dat je niet in je eerste trek stikt van de scherpe rook. Daarna kun je hem stoer tussen je tanden klemmen. Sigaretten waren buitenlandse waar, papirossi waren ‘vaderlands’, en een Russische uitvinding. Iedereen rookte ze. Inmiddels zijn ze niet of nauwelijks meer te krijgen.
In Domein zijn papirossi inwisselbaar met sigaretten.
Daarom heb ik er in de vertaling sigaretten van gemaakt. En ze niet gelaten als papirossi, ‘papirossi’ of papirossi.
Misschien een verlies. Maar om vlak achter elkaar die grammen wodka te hebben en een niet-Nederlands woord, vond ik teveel van het goede.
Couleur locale oké. Exotisme (hier even) nee.
____
Verwijzingen. Arthur Langeveld in Vertalen wat er staat, p.188-189. Het voorbeeld van de meelpijpjes komt uit Boenin. Zie ook de blogpost Zij vertaalden wat er stond, hier. Domein is bij Vleugels uitgekomen, zie hier.
Reacties
Een reactie posten