7 Mondkapjes

   Als vertaler loop je altijd achter de feiten aan. Wat geschreven is blijft maar wat vertaald is moet steeds maar weer opnieuw worden vertaald. Omdat de taal evolueert. Waar het geschrevene zich niks van hoeft aan te trekken, maar waar het vertaalde op aangekeken wordt. Wanneer verschijnt de eerste vertaling van de toekomst?
   Straks krijg je de eerste pandemieromans. (Van de Rus Viktor Pelevin is er al een uit, De onoverwinnelijke zon.) De eerste nonfictionele postapocalyptische zombieboeken. Covid 19-84. Waar mensen in de hele wereld rondlopen met het equivalent van ‘maskers’. Want zo worden die dingen in vele talen genoemd. Misschien wel in alle talen over de hele wereld.
   Alle talen? Nee! Een klein taalgebied biedt dapper weerstand tegen het om zich heengrijpende begrippenimperialisme en heeft zijn eigen woord verzonnen. Geheel in de geest van Simon Stevin, de Bruggenaar die ons verblijdde met begrippen als wiskunde, zwaartekracht, evenwijdig en middellijn. Want wij hebben het niet over een masker maar over een mondkapje.
   Waar een klein land groot in kan zijn!
   En terecht, dat andere woord, want wat is een masker anders dan een carnavalsmasker? Een onontbeerlijk gezichtsbedekkend kledingstuk voor Zorro-imitatoren en bankovervallers.
   Mondkapjes heten ze al sinds mensenheugenis in de medische wereld. Met verkleinende uitgang, net als bij een diminutive tantum als wentelteefje. Of naatje, goedje, rondje, loopje, mietje. Of een pseudo-diminutive tantum als franje, bonje, plunje.
   Hoewel volgens etymologe Nicolien van der Sijs het woord ‘mondmasker’ al in 1911 voorkomt en ‘mondkapje’ pas in 1937 opduikt. Het eerste in medische zin, het tweede als aanduiding voor iets zelfgemaakts. Het woord ‘kapje’ duidde eerst op een hoofddeksel maar werd al snel gebruikt voor alles wat iets anders bedekt.
   Maar mondkapjes werden het en bleven het, in Nederland.
   Een trotse term, die de wereld tart.
   Maar hoe lang nog?
   De Vlamingen noemen het ding ook al een ‘masker’ (de verraders, perfide Belgica), maar daar worden ze door de Noord-Nederlandse media natuurlijk tegelijkertijd ook doodgegooid met mondkapjes. Vandaar dat in Vlaanderen goed nagedacht wordt over wat het nu eigenlijk is. Sommigen hebben het over een gelaatsschild, anderen (aldus de arts Marc Cosyns) verzinnen samenstellingen met muil (muilbandje, muilendekker, muilkappe, muleslunse, muilvodde), smoel (smoelbavet, smoeldoekske, smoelsluier, smoelslunse, smoelvodje), speeksel (spiekselvodde) en toot oftewel toet (totemasker, totepamper, totetapitje).
   Maar ook in het Noord-Nederlands wankelt het woord.
   Een paar dagen geleden kwam ik op mijn computerbureaublad in de nieuwsvoed van de Volkskrant in één klap twee nieuwe woorden tegen in evenzoveel zinnen, een tot klikken aanzettende kop en een nieuwsgierig makende regel uit een artikel. Waar ik niet op geklikt heb, want ik ben geen abonnee.
   De kop was: “In de supermarkt zijn de mondkaplozen nog in de meerderheid. ‘Ik schrok ervan.’”
   En de regel: “Ondanks het dringend advies van premier Rutte om binnen in openbare ruimten een mondkapje te dragen, is in de super in Tilburg het mondneusmasker nog niet bijzonder populair.”
   Fraai is dat!
   De hele halve wereld gebruikt ‘masker’, wij doen als enigen daar niet aan mee, maar houden het in de geuzengeest van Simon Stevin op ons eigengebrouwen ‘mondkapje’ – gaan d’rlui in krant en openbaarheid toch langzaam overstag richting het carnavalsmasker door idiote alternatieven in de strijd te gooien als ‘mondkap’ – ongetwijfeld een woord dat gemaakt is naar analogie van ‘houtkap’ en ‘boomkap’ – en ‘mondneusmasker’.
   Die laatste is helemaal mooi. Bedoelen ze misschien een operatief mondneuskeeloormasker? Of is het een dier, de mondneusmaskergaviaal, een zware jongen onder de krokodillen en krokodilachtigen?
   Waarschijnlijk hebben deze journalisten het woord mondkapje al zo vaak gelezen en gebruikt dat ze uit pure verveling eens wat anders wilden proberen. Voor de broodnodige afwisseling.
   De taal evolueert, zeggen ze, maar je kunt eerder zeggen dat hij muteert waar je bij staat. Met waarlijk virale snelheid, waar geen vaccin tegen gewassen is.
   Geen vertaler ook die het allemaal zal kunnen bijbenen.

Vaccin anno 1915 (zie onder aan de blog)

____
   Zie de column van Marc Cosyns in de online Artsenkrant, gepubliceerd op 8 juni 2010 hier. Cosyns heeft ook Van der Sijs gecontacteerd over de herkomst van het woord mondkapje. De advertentie voor de Formamint-tabletten is afkomstig uit Het Leven, tiende jaargang, nr. 39 van dinsdag 28 september 1915, blz. 1229. Het primitieve mondkapje van de openingsillustratie is feitelijk abt Rousselots apparaat voor het registreren van spraakgeluiden uit 1895, ontnomen aan Leonard de Vries, Knotsgekke uitvindingen van de 19de eeuw, De Haan, Bussum, 1971 (1972), blz. 162. Over Simon Stevin en zijn Uytspraeck vande Weerdicheyt der Duytsche Tael is op de dbnl.org hier e.e.a. te vinden, en zie ook O Schone moedertaal, Lofzangen op het Nederlands 1500-2000, bezorgd door A.M. Hagen, Contact, Amsterdam, 1999. Het verder ongelezen stuk uit de Volkskrant (van Nick De Jager, gepubliceerd op 1 oktober 2020) staat hier.

Reacties

  1. Reacties
    1. De woordevolutie is nog niet voorbij. In een column van Karin Spaink in Het Parool, op Sargasso.nl doorgeplaatst (sargasso.nl/minkukels/) turf ik 2x mondmasker, 2x maskertje, 1x masker en 1x mondkap. In de reacties komt ook nog 1x kapje voor.

      Verwijderen

Een reactie posten

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

377 Verkeerde benen

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

376 Delina Delaney, hoofdstuk II

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)