49 Po’ Bear
Hier zat ik vast. Het Engels werd niet leuk. Pas toen ik besloot het al te Engels pink-omhoge ‘the tea’ te veranderen in ‘da tea’, kon ik verder. En kon de beer ‘Po’ Bear’ heten, voor arme beer en ook een beetje Pooh de beer, en had ik plots de vrijheid om carrolliaans-wakeaans-waardewindwaaitiaans te vervolgen met ‘prisky tote’ (uit het Frans en Duits), ‘mizzlemee’ en ‘clombing’ – geholpen door de Phoenix Park-suite in Finnegans Wake, die begint met een beeld van ‘poor Isa ... so gleaming in the gloaming’ (FW 226.4). Misschien ben ik trouwens onbewust door die ‘poor Isa’ ook op ‘Po’ Bear’ gekomen.
Het is een eindeloos gedicht, als ‘Constants hobbelpaard’, en ook een droom in een droom in een droom in een droom en zo voort en zo verder. Waar we allemaal in leven, alleen weten we het niet.
Het avontuur van Beer heeft een vervolg, twee vervolgen zelfs, die beide Jij met mij niet gehaald hebben. En trouwens ook de opvolger, Wit als een wat, niet.
Ik zet ze hieronder, zonder vertaling. Voor wie benieuwd is hoe het afliep met Beer, alias Po’ Bear.
Beer in thee (vervolg)
Zo lag hij daar te grimmen
En te grommen bij de boom,
Zo lag hij daar te brimmen
En te brommen in zijn droom.
Maar toen ging het regenen,
Op beertje bij de boom,
Te regenen en zegenen,
In dikke druppels room.
En Beer begon te denken:
‘Nou moe, thee met room?
Daar hoor je melk te schenken!
Zie je dat ik droom!’
En beer kroop in een hoekje,
En sliep met dat idee
Weer verder op zijn koekje,
Zijn koekje in de thee.
Beer in thee (slot)
Eindelijk wordt hij weer wakker,
Maar eenmaal wakker droomt hij nog:
Want daar zit de arme stakker,
En nu zijn dromen geen bedrog...
Zijn koekje is al haast verkruimeld,
Zijn poten worden alweer nat...
Waarom is hij in de thee getuimeld?
Hij heeft het helemaal gehad.
– Weet jij hoe ik weg kan komen?
Vraagt de beer dan aan de leeuw.
En de leeuw zegt: – Stop met dromen,
En hij geeuwt een grote geeuw.
Hij gaat het vragen aan de tijger,
Die papieren diertjes vouwt,
Maar die zegt: – Ik zwijg er
Liever over: ik ben oud.
Hij gaat het vragen aan het draakje,
Dat hij kampvuur maken ziet.
– Dat, mijn vriend, is niet mijn zaakje,
En voor de rest besta ik niet.
Hij vraagt het ook aan Berend Botje:
– Weet jij misschien hoe ik hier uit kom?
Maar Berend Botje bromt: – Wat mot je?
Hij neuriet van: ‘De weg is krom,’
En vaart verder in zijn schuitje...
Maar de wolf wijst naar de maan:
– Kijk, daar zit het theepotje z’n tuitje,
Daar kun je door naar buiten gaan.
Beer ziet het maantje boven hangen:
– Maar hoe kom ik daar ooit bij?
Zegt de wolf: – Pak gewoon een lange,
Hele lange ladder.
En dat deed hij.
Het is een eindeloos gedicht, als ‘Constants hobbelpaard’, en ook een droom in een droom in een droom in een droom en zo voort en zo verder. Waar we allemaal in leven, alleen weten we het niet.
Het avontuur van Beer heeft een vervolg, twee vervolgen zelfs, die beide Jij met mij niet gehaald hebben. En trouwens ook de opvolger, Wit als een wat, niet.
Ik zet ze hieronder, zonder vertaling. Voor wie benieuwd is hoe het afliep met Beer, alias Po’ Bear.
Beer in thee (vervolg)
Zo lag hij daar te grimmen
En te grommen bij de boom,
Zo lag hij daar te brimmen
En te brommen in zijn droom.
Maar toen ging het regenen,
Op beertje bij de boom,
Te regenen en zegenen,
In dikke druppels room.
En Beer begon te denken:
‘Nou moe, thee met room?
Daar hoor je melk te schenken!
Zie je dat ik droom!’
En beer kroop in een hoekje,
En sliep met dat idee
Weer verder op zijn koekje,
Zijn koekje in de thee.
Beer in thee (slot)
Eindelijk wordt hij weer wakker,
Maar eenmaal wakker droomt hij nog:
Want daar zit de arme stakker,
En nu zijn dromen geen bedrog...
Zijn koekje is al haast verkruimeld,
Zijn poten worden alweer nat...
Waarom is hij in de thee getuimeld?
Hij heeft het helemaal gehad.
– Weet jij hoe ik weg kan komen?
Vraagt de beer dan aan de leeuw.
En de leeuw zegt: – Stop met dromen,
En hij geeuwt een grote geeuw.
Hij gaat het vragen aan de tijger,
Die papieren diertjes vouwt,
Maar die zegt: – Ik zwijg er
Liever over: ik ben oud.
Hij gaat het vragen aan het draakje,
Dat hij kampvuur maken ziet.
– Dat, mijn vriend, is niet mijn zaakje,
En voor de rest besta ik niet.
Hij vraagt het ook aan Berend Botje:
– Weet jij misschien hoe ik hier uit kom?
Maar Berend Botje bromt: – Wat mot je?
Hij neuriet van: ‘De weg is krom,’
En vaart verder in zijn schuitje...
Maar de wolf wijst naar de maan:
– Kijk, daar zit het theepotje z’n tuitje,
Daar kun je door naar buiten gaan.
Beer ziet het maantje boven hangen:
– Maar hoe kom ik daar ooit bij?
Zegt de wolf: – Pak gewoon een lange,
Hele lange ladder.
En dat deed hij.
Reacties
Een reactie posten