58 Alle gelukkige gezin is moeilijk

   Het is niet de eerste keer dat ik het aansnij. In onze vroegtijdig de nek omgedraaide NRC-column Briefkaart uit Vertalië hadden Erik en ik het er indertijd – in 2007 – ook over.
   De eerste regel van Anna Karenina.
   De beroemde eerste regel van Anna Karenina.
   Misschien wel de beroemdste eerste regel uit de hele wereldliteratuur. Nee, zéker de beroemdste want de bijbel rekenen we niet mee, dat is het woord van God. (Ze hebben er zelf om gevraagd, die religekkies.)
   Die beroemdste eerste regel is een regel iedere vertaler niet alleen anders wíl vertalen, maar wel anders móét vertalen, als hij het zout in de pap waard wil zijn en zijn eervolle, met geen rechten maar veel plichten gepaard gaande beroepsnaam niet te grabbel wil gooien, kortom als hij niet de risee van Vertalië wil worden.
   Het is een regel met apodictische, aforistische, spreekwoordelijke inslag. Het is ook een regel die meer een motto is dan een eerste regel en door Tolstoj pas in een vergevorderd schrijfstadium is toegevoegd.
   Eigenlijk is de tweede regel veel beter als eerste regel, maar daarover later.
   De wrede maar onrechtvaardige literaire geschiedenis heeft het zo ingericht dat deze meesterlijke keukenmeidenroman waanzinnig populair is geworden en gebleven, en wel zo wereldwijd dat er in vele taaleigens in de loop der tijd talloze overzettingen van zijn gemaakt.
   Ik heb tien Nederlandse kunnen vinden, zes Engelse, negen Duitse en drie Franse. En: overal is de eerste zin anders. Helemaal overal allemaal anders. Alleen in het Engels is er ééntje die overlapt.
   In het Russisch staat er: ‘Все счастливые семьи похожи друг на друга, каждая несчастливая семья несчастлива по-своему.’
   Dat is letterlijk, woord voor woord: ‘Alle gelukkige gezinnen lijkend een op ander, elk ongelukkig gezin ongelukkig apart.’
   Wat een vertaling is die ik niet ben tegengekomen. En die ik, als ik hem zo overlees, verreweg de beste van allemaal vind.
   Niks meer aan doen!
   Ach, konden we maar op die manier schrijven, zonder dat het heel erg vreemd wordt gevonden. Maar het taalgebruik is een smalle stroom met meestal hoge en steile oevers. Een straat overwoekerd met ver- en gebodsborden. Een heel klein speeltuintje met heel hoge hekken waar je hier en daar door een kiertje kan kijken om een glimp op te vangen van hoe het ook zou kunnen.
   Als het mocht.
   Als je vrij was in je volgescheten plusfour.
   Intussen doen we binnen de speeltuin Vertalië allemaal ons uiterste best om ons zo goed mogelijk aan de regels te houden. Allemaal willen we de beste van de klas gevonden worden. Allemaal willen we een zoen van de juf. O wat houden we ons aan de regels en de regeltjes. O wat kleuren we fijntjes binnen de lijntjes. O wat zijn we een slijmjurken met z’n allen, en willen we bij onze taaljuf een wit voetje halen.
   Wat doen we ons best om zulk Nederlands te schrijven, dat iedereen van ‘oh’ en ‘ah’ gaat, en van ‘wat knap’, ‘wat goed’.
   Maar wat is dat, Nederlands? Jouw Nederlands is mijn Nederlands niet. Wat ik kut vind, vind jij mooi en omgekeerd: wat jij mooi vindt, vind ik kut. Dat is één. Twee is: de taal e-vo-lu-weert, weet je wel. En drieteens: draai die regels de nek om! De taal is er niet om zich aan regels te houden, de taal is er om iets uit te drukken en de regels als uitgedrukte peuken aan de modderlaars te lappen. ‘Rules? No rules.’ – zoals het heet in Butch Cassidy & the Sundance Kid. Om met Nietzsche te spreken: ‘Is dat duidelijk?’
   Aan die hele baaierd vertalingen van de eerste zin van Anna Karenina zie je waar het toe leidt, de wens om het goed te doen. Maar laten we voor we de rotte kies van de conclusie gaan trekken, de onontkoombare conclusie, de conclusie die immers al in de premisse verborgen ligt, de verschillende vertalingen bekijken. En na afloop pas verzuchten dat vertalers even gedoemd zijn het goede te willen als het slechte te doen. Rot! maar waar.
   Ze bedoelen het zo goed – en daarmee ontnemen ze zich alle kans om het juist slecht te bedoelen, en door dat slechte tot het goede te komen. Nooit kunnen ze afbreken en vernietigen, verwoesten en stug doen wat ze zelf willen, geleid door een ongrijpbaar visioen. Ze zitten altijd zichzelf in de weg, strak aan de talige leiband geknoopt door hun zelfopgelegde drang om zich ‘aan de tekst’ te houden.
   Treurig.
   Zielig ook wel.
   Maar, zoals gezegd, dat is voor de uiteindelijke slotconclusie. Eerst de seldrementse bewijsstukken, alle godallejezus-de-godverdegloeiende-achtentwintig-gelukkige-gezinnen-bij-mekaar-nogantoe, godskelere!

_____
   Verwijzingen. De Briefkaart uit Vertalië over de eerste regel van Anna Karenina stond in het Cultureel Supplement van NRC-Handelsblad op vrijdag 12 januari 2007, blz. 18. Toen droomden we nog van een ultieme vertaling. Hieronder laat ik de column verfacsimileerd volgen.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

367 Delina Delaney, hoofdstuk I

365 Er liep een man op straat

366 Hoe schrijf je geen gedicht

364 Wereldkampioen alles

363 De wezel en de ezel

361 Harry Mulisch als vertaler

370 Koning Bub

369 Dierenmoeder houdt van dierenkind

368 De kikker