55 Song for Autumn
Op ‘herfst’ rijmt niets, heet het.
A damn’d lie.
Ik wou dat ik twee hondjes was uit 2018, samengesteld door Vic van de Reijt, heeft in het hoofdstuk ‘Knutselarij’ een onderafdeling ‘Rijmen op herfst’ die is gevuld met zeven – veelal korte – versjes. Met allemaal rijmen op ‘herfst’.
Daar had dit herfstgedicht makkelijk nog bijgekund.
Maar misschien was het daarvoor niet nonsensikaal genoeg. Of erger nog, niet genoeg geknutsel. Of gewoon over het hoofd gezien kan natuurlijk ook. (Twee andere gedichten van mij staan er wel in, uit Wit als een wat.)
Het is (heb ik niet zelden de indruk) de uitdaging voor plezierdichters om allereerst anderen het plezier te ontnemen. Want echt vrolijk of ontroerd raak je van al die zich als nonsens afficherende dodelijke ernst niet.
Dat terzijde. Want: hoe dit te vertalen? ‘Autumn’ is immers lang niet zo moeilijk berijmbaar als herfst.
Maar het moest de herfst blijven, dus ik gooide het idee dat ik van een onberijmbaar woord moest uitgaan de openstaande ramen uit. Belangrijk was dat het een weemoedig najaarsgedicht bleef. Het seizoen moest behouden blijven: kijk maar naar de illustratie.
Het onberijmbare kon ik wel enigszins behouden misschien door niet-bestaande maar zeer bestaanbare woorden en woordcombinaties te verzinnen.
En ook door het aantal rijmuitgangen tot een minimum te beperken.
Alleen moest het wel mooi en ontroerend blijven. En niet het idee geven van grappige nonsens, van loutere woordspeligheid en van die verschrikkelijke aandoening die ‘spelen met taal’ wordt genoemd. Alles liever dan dat!
Ik speel niet, meneer-mevrouw! Ik speel niet met taal, de taal speelt met mij. Als een kat met een muis.
A damn’d lie.
Ik wou dat ik twee hondjes was uit 2018, samengesteld door Vic van de Reijt, heeft in het hoofdstuk ‘Knutselarij’ een onderafdeling ‘Rijmen op herfst’ die is gevuld met zeven – veelal korte – versjes. Met allemaal rijmen op ‘herfst’.
Daar had dit herfstgedicht makkelijk nog bijgekund.
Maar misschien was het daarvoor niet nonsensikaal genoeg. Of erger nog, niet genoeg geknutsel. Of gewoon over het hoofd gezien kan natuurlijk ook. (Twee andere gedichten van mij staan er wel in, uit Wit als een wat.)
Het is (heb ik niet zelden de indruk) de uitdaging voor plezierdichters om allereerst anderen het plezier te ontnemen. Want echt vrolijk of ontroerd raak je van al die zich als nonsens afficherende dodelijke ernst niet.
Dat terzijde. Want: hoe dit te vertalen? ‘Autumn’ is immers lang niet zo moeilijk berijmbaar als herfst.
Maar het moest de herfst blijven, dus ik gooide het idee dat ik van een onberijmbaar woord moest uitgaan de openstaande ramen uit. Belangrijk was dat het een weemoedig najaarsgedicht bleef. Het seizoen moest behouden blijven: kijk maar naar de illustratie.
Het onberijmbare kon ik wel enigszins behouden misschien door niet-bestaande maar zeer bestaanbare woorden en woordcombinaties te verzinnen.
En ook door het aantal rijmuitgangen tot een minimum te beperken.
Alleen moest het wel mooi en ontroerend blijven. En niet het idee geven van grappige nonsens, van loutere woordspeligheid en van die verschrikkelijke aandoening die ‘spelen met taal’ wordt genoemd. Alles liever dan dat!
Ik speel niet, meneer-mevrouw! Ik speel niet met taal, de taal speelt met mij. Als een kat met een muis.
Reacties
Een reactie posten