70 Tolstojs want
Op een gegeven moment las een familielid van Tolstoj hem een aantal uit de hoofdstad meegenomen symbolistische gedichten voor, met frases als ‘lila klanken’ en ‘zeurende geuren’. Tolstoj, vertelt het verhaal, luisterde glimlachend, staande naast de vleugel, in zijn klassieke pose met de hand achter de riem van zijn boerenhemd, en toen het afgelopen was, zei hij:
‘Als u zo graag allerhande klinkende woorden in de mond neemt en er weer uithaalt, leest u dan tenminste Fet. Die heeft tenminste poëzie en smaak.’
Tolstoj hield niet van mooie woorden.
In zijn verhalen althans.
Dan moet je hem ook niet zo vertalen.
En dat zit hem in heel kleine dingen soms, die de toon zetten. Het net leuk maken, of in karakter brengen, of juist wat onnozeler aanzetten. Net wat het nodig heeft. En bij Tolstoj is dat: die het wat opruwen. En het simpel en rechtstreeks, intiem, onder vier ogen houden. Knieën tegen knieën.
Bijvoorbeeld.
In ‘De baas en de werkman’ uit 1895 trekt een koopman (de ‘baas’) er met iemand die hij in dienst heeft (de ‘werkman’ – dus niet ‘heer en knecht’ of ‘meester en knecht’ zoals het eerder vertaald is) er ’s nachts in een vliegende sneeuwstorm op uit omdat hij bij een naburige landeigenaar een stuk bos wil kopen voordat handelaren uit de stad het voor zijn neus wegkapen. Het loopt gruwelijk af en het erge is natuurlijk dat je dat de hele tijd al ziet aankomen. De koopman neemt onderweg voortdurend door hebzucht en onnadenkendheid ingegeven stomme beslissingen waarvan hij zijn werkman en het arme paardje de schuld geeft. Maar op het laatst besluit hij zijn doodvriezende werkman op te warmen door bovenop hem te gaan liggen en als ze de volgende middag worden gevonden en uitgegraven is de baas dood, het paardje ook (wat nog zinlozer en ellendiger is) maar de werkman leeft. En dat wilde Tolstoj met dit verhaal aantonen, dat er altijd de hoop blijft dat iemand, hoe egoïstisch van aard ook, plotseling het licht ziet en een goede zelfopofferende daad doet.
Het is een rechttoe-rechtaan verhaal, niet verteld voor het plezier van vertellen maar omdat het verteld moet worden. Volstrekt niet literair, en het maakt zelfs de indruk bijna niet geschreven te zijn, maar in je bijzijn verteld.
Niet schrijftalig, ook niet echt spreektalig, en niet honderd procent verteltalig, maar simpeltalig. Uitweidingsloos, vrijwel achtergrondloos, rechttoe rechtaan, veel herhalingen.
Misschien is de stijl slecht, maar hij is wel echt. En dat echte wil ik erin houden. Hoe? Allereerst geen al te mooie woorden gebruiken. Als ze in de sneeuwjacht de wind ‘pal tegen’ hebben, maak ik daarvan ‘recht tegen’. Pal vind ik te mooi, te literair. En ik merkte: mooie woorden stoorden. Ook het expres vermijden van herhalingen stoort. Er moet verteld worden, niet geschreven zijn.
Maar het zit hem ook in nog kleinere dingen.
Neem deze regel:
Nikita was een boer van vijftig uit een naburig dorp. ‘Geen baas,’ werd er over hem gezegd, omdat hij het grootste deel van zijn leven niet in een eigen huis had doorgebracht maar onder de mensen.
En deze:
De weg was helemaal ondergesneeuwd en alleen aan de palen kon je zien dat ze hem nog volgden. Maar de palen die voor ze lagen waren moeilijk te zien omdat ze de wind recht tegen hadden.
Die zinnen klopten op de een of andere manier niet met de verteltoon. Maar waarom? Ik brak me het hoofd en ik brak me het hoofd en toen zag ik het: het was omdat er omdat stond. Want want werkt hier veel beter, kijk maar:
Nikita was een boer van vijftig uit een naburig dorp. ‘Geen baas,’ werd er over hem gezegd, want hij had het grootste deel van zijn leven niet in een eigen huis gewoond maar bij mensen gewerkt.
De weg was helemaal ondergesneeuwd en alleen aan de palen kon je zien dat ze hem nog volgden. Maar de palen die voor ze lagen waren moeilijk te zien want ze hadden de wind recht tegen.
Door ‘want’ te zeggen in plaats van ‘omdat’ trek je de luisteraar/lezer als het ware dichter het verhaal in. Dat komt misschien alleen omdat je met ‘want’ een inversie krijgt van persoonsvorm en onderwerp, en dus de zin niet eens kán onderbreken met de im- of expliciete vraag ‘waarom?’. Met ‘want’ loopt de zin automatisch ononderbroken door, terwijl je met ‘omdat’ altijd hoort nadenken: hier moet een reden verzonnen worden, een reden achteraf. Bij ‘want’ is de reden gelijktijdig met het gebeurde, of gaat eraan vooraf.
Hm.
Ik leg dat niet goed uit.
‘Omdat’ impliceert de vraag van een toehoorder. ‘Want’ spiegelt de overwegende instantie tijdens het gebeuren zelf voor. ‘Omdat’ geeft antwoord op de vraag ‘waarom?’. Want geeft van zichzelf een beweegreden. ‘Omdat’ komt van buiten. ‘Want’ zit van binnen.
Hoor ik tenminste.
Dus ik veranderde overal ‘omdat’ in ‘want’, en dat hielp enorm.
Een paar keer kon ik het niet doen, maar dan week ik uit naar het ook tamelijk slechte maar wel echte ‘vanwege dat’:
‘Losgeslagen, en hoe!’ zei de buurman-peetvader. ‘Onhandelbaar! En pienter ook. Demotsjkin laatst heeft z’n vaders arm gebroken. Allemaal vanwege dat ze zo pienter zijn natuurlijk.’
En als dat niet kon week ik uit naar ‘aangezien’ – dat ook op de een of andere manier in bepaalde situaties helemaal niet literair maar juist heel spreektalig klinkt, op een volkse, Cruijffiaanse manier. Cruijff zei ook immers altijd ‘ofschoon’ en was ook niet vies van het versterkende ‘zeer’. Op de vraag hoe het Nederlands elftal gespeeld had antwoordde hij altijd: ‘Slecht. Zeer slecht.’
Vasili Andreïtsj antwoordde niet maar liet het paard voortmaken; vijf kilometer vlakke weg, waarvan twee door het bos: dat was makkelijk te doen volgens hem, vooral ook aangezien de wind vrijwel was gaan liggen en het was opgehouden met sneeuwen.
En misschien werkt zelfs het compleet naar het rode potlood solliciterende ‘aangezien dat’ ook nog wel. Alles beter dan ‘omdat’.
_____
Verwijzingen. Het verhaal ‘De baas en de werkman’ is opgenomen als ‘Heer en knecht’, vertaald door Wils Huisman, in Tolstojs Verzamelde werken VI, Verhalen en Novellen, Van Oorschot 1965, maar buiten de boot gevallen in de nieuwe Van Oorschot-uitgave uit 2015, Verzamelde werken II, Verhalen en novellen 1863-1910. Verdere vertalingen: een anonieme uit hetzelfde jaar als de Russische uitgave, ‘Heer en knecht’ (later heruitgegeven met als ondertitel ‘Een verhaal uit het Russische volksleven’), A.H. Adriani, 1895; van Stijn Streuvels uit 1908, heruitgegeven in 1924, in schitterend invoelbaar authentiek exotisch Westvlaams (zie ‘De canon van vertalingen’ op de Filter Vrijdag Vertaaldag, hier), gemaakt uit het Duits of Frans en van christelijke signatuur: hoofdstuk VII eindigt met een lange alinea die er in het Russisch niet staat en waarin Nikita denkt aan ‘de andere wereld’ ‘waar alles evenzeer nieuw en vreugde zijn zou gelijk hier in zijn eerste jongelingsjaren, de liefkozingen eener moeder, de spelen met de kinderen, de weiden, boschen, het sledevaren ’s winters...’ Prachtig. Of de toevoeging van Streuvels is of van de oorspronkelijke vertaler moet nog uitgezocht worden.1 Ook werd het verhaal nog vertaald door P. van Ael, als ‘Heer en knecht’, in Leo Tolstoi, Verhalen, Leuven, Boekengilde Die Poorte, 1933, ‘bijeengebracht’ door B.C. Kuitert (als ‘Meester en knecht’ in Maxim Gorkij, De soldaat. Anton Tsjechow, De dame met het hondje. En andere verhalen uit de Russische wereldliteratuur, Meulenhoff Flamingo-reeks 23, jaren ’60-’70) en door Jacob Leclée, als ‘Meester en knecht’, Antwerpen, Het Kompas, 1946, nog tot 1982 bij L.J. Veen heruitgegeven. In de banier de voor- en achterkant van de Illustrated Classics-versie uit 1963. Hieronder de titelpagina en de eerste bladzijde van de onnavolgbare Streuvels-vertaling.
Naschrift 4 oktober 2021. Op de neerlandistiek-website is op 21 juni 2021 een stukje verschenen van Henk Wolf over de verschillen tussen omdat en want, hier. In de reacties vat Ad Welschen het zo samen: ‘Omdat motiveert waarom iets is zoals het is, want motiveert waarom je zegt wat je daarover zegt. Want is te parafraseren als “en ik zeg dat omdat...”. De spreker levert commentaar op zijn eigen taalhandelen. Het is eerder een meta-linguïstische toevoeging.’ Dat bedoel ik.
1 Naschrift 27 november 2021. Streuvels vertaalde uit het Frans, de vertaling Maître et serviteur van Ely Halpérine-Kamensky uit 1895, verschenen in de Revue Hebdomadaire en online te lezen hier. De laatste alinea van het zevende hoofdstuk luidt in het Frans: ‘Mourait-il ou s’endormait-il ? Il ne le savait ; mais il se sentait également prêt pour l’une ou pour l’autre chose. Si Dieu veut qu’il se réveille encore vivant dans ce monde et qu’il vive comme auparavant en serviteur pour soigner encore les chevaux des autres, porter le blé des autres au moulin, boire et faire le vœu de ne plus boire comme avant, abandonner son argent à sa femme et au tonnelier, et attendre le même petit, que sa volonté soit faite! Si Dieu veut qu’il se réveille dans un autre monde où tout sera aussi nouveau et aussi joyeux qu’étaient nouveaux et joyeux ici, dans son enfance, les tendresses de la mère, les jeux avec les camarades, les prairies, les forêts, les glissades d’hiver, et qu’il recommence une vie nouvelle, tout autre, qui ne ressemblera à rien, — que sa volonté soit faite! Et Nikita perdit conscience complètement.’
‘Als u zo graag allerhande klinkende woorden in de mond neemt en er weer uithaalt, leest u dan tenminste Fet. Die heeft tenminste poëzie en smaak.’
Tolstoj hield niet van mooie woorden.
In zijn verhalen althans.
Dan moet je hem ook niet zo vertalen.
En dat zit hem in heel kleine dingen soms, die de toon zetten. Het net leuk maken, of in karakter brengen, of juist wat onnozeler aanzetten. Net wat het nodig heeft. En bij Tolstoj is dat: die het wat opruwen. En het simpel en rechtstreeks, intiem, onder vier ogen houden. Knieën tegen knieën.
Bijvoorbeeld.
In ‘De baas en de werkman’ uit 1895 trekt een koopman (de ‘baas’) er met iemand die hij in dienst heeft (de ‘werkman’ – dus niet ‘heer en knecht’ of ‘meester en knecht’ zoals het eerder vertaald is) er ’s nachts in een vliegende sneeuwstorm op uit omdat hij bij een naburige landeigenaar een stuk bos wil kopen voordat handelaren uit de stad het voor zijn neus wegkapen. Het loopt gruwelijk af en het erge is natuurlijk dat je dat de hele tijd al ziet aankomen. De koopman neemt onderweg voortdurend door hebzucht en onnadenkendheid ingegeven stomme beslissingen waarvan hij zijn werkman en het arme paardje de schuld geeft. Maar op het laatst besluit hij zijn doodvriezende werkman op te warmen door bovenop hem te gaan liggen en als ze de volgende middag worden gevonden en uitgegraven is de baas dood, het paardje ook (wat nog zinlozer en ellendiger is) maar de werkman leeft. En dat wilde Tolstoj met dit verhaal aantonen, dat er altijd de hoop blijft dat iemand, hoe egoïstisch van aard ook, plotseling het licht ziet en een goede zelfopofferende daad doet.
Het is een rechttoe-rechtaan verhaal, niet verteld voor het plezier van vertellen maar omdat het verteld moet worden. Volstrekt niet literair, en het maakt zelfs de indruk bijna niet geschreven te zijn, maar in je bijzijn verteld.
Niet schrijftalig, ook niet echt spreektalig, en niet honderd procent verteltalig, maar simpeltalig. Uitweidingsloos, vrijwel achtergrondloos, rechttoe rechtaan, veel herhalingen.
Misschien is de stijl slecht, maar hij is wel echt. En dat echte wil ik erin houden. Hoe? Allereerst geen al te mooie woorden gebruiken. Als ze in de sneeuwjacht de wind ‘pal tegen’ hebben, maak ik daarvan ‘recht tegen’. Pal vind ik te mooi, te literair. En ik merkte: mooie woorden stoorden. Ook het expres vermijden van herhalingen stoort. Er moet verteld worden, niet geschreven zijn.
Maar het zit hem ook in nog kleinere dingen.
Neem deze regel:
Nikita was een boer van vijftig uit een naburig dorp. ‘Geen baas,’ werd er over hem gezegd, omdat hij het grootste deel van zijn leven niet in een eigen huis had doorgebracht maar onder de mensen.
En deze:
De weg was helemaal ondergesneeuwd en alleen aan de palen kon je zien dat ze hem nog volgden. Maar de palen die voor ze lagen waren moeilijk te zien omdat ze de wind recht tegen hadden.
Die zinnen klopten op de een of andere manier niet met de verteltoon. Maar waarom? Ik brak me het hoofd en ik brak me het hoofd en toen zag ik het: het was omdat er omdat stond. Want want werkt hier veel beter, kijk maar:
Nikita was een boer van vijftig uit een naburig dorp. ‘Geen baas,’ werd er over hem gezegd, want hij had het grootste deel van zijn leven niet in een eigen huis gewoond maar bij mensen gewerkt.
De weg was helemaal ondergesneeuwd en alleen aan de palen kon je zien dat ze hem nog volgden. Maar de palen die voor ze lagen waren moeilijk te zien want ze hadden de wind recht tegen.
Door ‘want’ te zeggen in plaats van ‘omdat’ trek je de luisteraar/lezer als het ware dichter het verhaal in. Dat komt misschien alleen omdat je met ‘want’ een inversie krijgt van persoonsvorm en onderwerp, en dus de zin niet eens kán onderbreken met de im- of expliciete vraag ‘waarom?’. Met ‘want’ loopt de zin automatisch ononderbroken door, terwijl je met ‘omdat’ altijd hoort nadenken: hier moet een reden verzonnen worden, een reden achteraf. Bij ‘want’ is de reden gelijktijdig met het gebeurde, of gaat eraan vooraf.
Hm.
Ik leg dat niet goed uit.
‘Omdat’ impliceert de vraag van een toehoorder. ‘Want’ spiegelt de overwegende instantie tijdens het gebeuren zelf voor. ‘Omdat’ geeft antwoord op de vraag ‘waarom?’. Want geeft van zichzelf een beweegreden. ‘Omdat’ komt van buiten. ‘Want’ zit van binnen.
Hoor ik tenminste.
Dus ik veranderde overal ‘omdat’ in ‘want’, en dat hielp enorm.
Een paar keer kon ik het niet doen, maar dan week ik uit naar het ook tamelijk slechte maar wel echte ‘vanwege dat’:
‘Losgeslagen, en hoe!’ zei de buurman-peetvader. ‘Onhandelbaar! En pienter ook. Demotsjkin laatst heeft z’n vaders arm gebroken. Allemaal vanwege dat ze zo pienter zijn natuurlijk.’
En als dat niet kon week ik uit naar ‘aangezien’ – dat ook op de een of andere manier in bepaalde situaties helemaal niet literair maar juist heel spreektalig klinkt, op een volkse, Cruijffiaanse manier. Cruijff zei ook immers altijd ‘ofschoon’ en was ook niet vies van het versterkende ‘zeer’. Op de vraag hoe het Nederlands elftal gespeeld had antwoordde hij altijd: ‘Slecht. Zeer slecht.’
Vasili Andreïtsj antwoordde niet maar liet het paard voortmaken; vijf kilometer vlakke weg, waarvan twee door het bos: dat was makkelijk te doen volgens hem, vooral ook aangezien de wind vrijwel was gaan liggen en het was opgehouden met sneeuwen.
En misschien werkt zelfs het compleet naar het rode potlood solliciterende ‘aangezien dat’ ook nog wel. Alles beter dan ‘omdat’.
_____
Verwijzingen. Het verhaal ‘De baas en de werkman’ is opgenomen als ‘Heer en knecht’, vertaald door Wils Huisman, in Tolstojs Verzamelde werken VI, Verhalen en Novellen, Van Oorschot 1965, maar buiten de boot gevallen in de nieuwe Van Oorschot-uitgave uit 2015, Verzamelde werken II, Verhalen en novellen 1863-1910. Verdere vertalingen: een anonieme uit hetzelfde jaar als de Russische uitgave, ‘Heer en knecht’ (later heruitgegeven met als ondertitel ‘Een verhaal uit het Russische volksleven’), A.H. Adriani, 1895; van Stijn Streuvels uit 1908, heruitgegeven in 1924, in schitterend invoelbaar authentiek exotisch Westvlaams (zie ‘De canon van vertalingen’ op de Filter Vrijdag Vertaaldag, hier), gemaakt uit het Duits of Frans en van christelijke signatuur: hoofdstuk VII eindigt met een lange alinea die er in het Russisch niet staat en waarin Nikita denkt aan ‘de andere wereld’ ‘waar alles evenzeer nieuw en vreugde zijn zou gelijk hier in zijn eerste jongelingsjaren, de liefkozingen eener moeder, de spelen met de kinderen, de weiden, boschen, het sledevaren ’s winters...’ Prachtig. Of de toevoeging van Streuvels is of van de oorspronkelijke vertaler moet nog uitgezocht worden.1 Ook werd het verhaal nog vertaald door P. van Ael, als ‘Heer en knecht’, in Leo Tolstoi, Verhalen, Leuven, Boekengilde Die Poorte, 1933, ‘bijeengebracht’ door B.C. Kuitert (als ‘Meester en knecht’ in Maxim Gorkij, De soldaat. Anton Tsjechow, De dame met het hondje. En andere verhalen uit de Russische wereldliteratuur, Meulenhoff Flamingo-reeks 23, jaren ’60-’70) en door Jacob Leclée, als ‘Meester en knecht’, Antwerpen, Het Kompas, 1946, nog tot 1982 bij L.J. Veen heruitgegeven. In de banier de voor- en achterkant van de Illustrated Classics-versie uit 1963. Hieronder de titelpagina en de eerste bladzijde van de onnavolgbare Streuvels-vertaling.
Naschrift 4 oktober 2021. Op de neerlandistiek-website is op 21 juni 2021 een stukje verschenen van Henk Wolf over de verschillen tussen omdat en want, hier. In de reacties vat Ad Welschen het zo samen: ‘Omdat motiveert waarom iets is zoals het is, want motiveert waarom je zegt wat je daarover zegt. Want is te parafraseren als “en ik zeg dat omdat...”. De spreker levert commentaar op zijn eigen taalhandelen. Het is eerder een meta-linguïstische toevoeging.’ Dat bedoel ik.
1 Naschrift 27 november 2021. Streuvels vertaalde uit het Frans, de vertaling Maître et serviteur van Ely Halpérine-Kamensky uit 1895, verschenen in de Revue Hebdomadaire en online te lezen hier. De laatste alinea van het zevende hoofdstuk luidt in het Frans: ‘Mourait-il ou s’endormait-il ? Il ne le savait ; mais il se sentait également prêt pour l’une ou pour l’autre chose. Si Dieu veut qu’il se réveille encore vivant dans ce monde et qu’il vive comme auparavant en serviteur pour soigner encore les chevaux des autres, porter le blé des autres au moulin, boire et faire le vœu de ne plus boire comme avant, abandonner son argent à sa femme et au tonnelier, et attendre le même petit, que sa volonté soit faite! Si Dieu veut qu’il se réveille dans un autre monde où tout sera aussi nouveau et aussi joyeux qu’étaient nouveaux et joyeux ici, dans son enfance, les tendresses de la mère, les jeux avec les camarades, les prairies, les forêts, les glissades d’hiver, et qu’il recommence une vie nouvelle, tout autre, qui ne ressemblera à rien, — que sa volonté soit faite! Et Nikita perdit conscience complètement.’
Na het lezen van 'Heer en knecht' een mooie toevoeging!
BeantwoordenVerwijderen