71 Gogols maart de vijfentwintigste
‘Maart de 25ste,’ begint het verhaal De neus van Gogol, ‘vond er in Petersburg een ongewoon vreemd voorval plaats.’
Dat is natuurlijk niet normaal gezegd, op twee plekken zelfs.
Ieder ander zou zeggen 25 maart, ook in het Rusland van 1836, toen het verhaal werd geschreven.
Ook ‘ongewoon vreemd’ komt apart over, pleonastisch, hoewel de combinatie in het Russisch net iets gebruikelijker normaal klinkt dan in het Nederlands ongewoon vreemd.
Gogol zegt wel meer dingen op een particuliere manier. Hij heeft het in De neus ook over vissen die rennen in plaats van zwemmen en een rivier die loopt in plaats van stroomt. Dingen die je een Rus ook niet zo snel of zeg maar gerust nooit zal horen zeggen, maar die toch zeer authentiek Russisch klinken. Of liever gezegd gogoliaans. En helemaal niet verkeerd, integendeel.
Hij heeft het ook niet over winkels die ‘opengaan’ maar die ‘ontsluiten’. Hij laat de neusloze hoofdpersoon in gesprek met zijn reukorgaan ‘woorden uw’ zeggen in plaats van ‘uw woorden’, een inversie die mogelijk is in het Russisch maar tegelijkertijd aan hetgeen gezegd wordt een heel speciale saveur geeft. Je wordt erdoor aangestoken met Gogols scheve blik op de wereld.
Die rare dingen zijn precies de reden waarom je met plezier door blijft lezen. Waarom je van iedere zin kan genieten. Het zijn precies, om het met een groot woord te zeggen, de leuke dingen.
Het is niet barok of exuberant, het is zeker niet mooi of slim gezegd, en al helemaal niet grappig. God beware! Gogol grappig! Of nog erger: humoristisch!.. Hij is eerder verbaasd, wat dommig, en zegt het altijd net iets uit het lood. Hij is eerder per ongeluk grappig (althans, die indruk maakt hij, gewiekste schrijver dat hij is) en zeker niet expres lachen gieren brullen.
Net zit er altijd iets in de zinnen dat je ergens een spiraaltje en sterretjes boven je hoofd bezorgt en schele ogen.
Waarom zou je die zinnen uit een of ander misplaatst gevoel van Nederlands dan niet zo willen vertalen zoals ze er staan?
Om op onze koetjes en kalfjes terug te komen, hoe staat die ‘maart de 25ste’ er in de pakweg precies zes afgelopen vertalingen?
En de andere rare gogolismen, wat werd daarmee gedaan?
Op 25 maart heeft zich in Petersburg een buitengewoon wonderlijke geschiedenis afgespeeld. (1962)
De 25ste maart gebeurde er in Petersburg iets zeer vreemds. (1965)
Op de vijfentwintigste maart heeft zich in Petersburg een abnormale gebeurtenis voorgedaan. (1966)
Op 25 maart is in Sint Petersburg iets buitengewoon merkwaardigs gebeurd. (1998)
Op 25 maart vond er in Petersburg een buitengewoon eigenaardig voorval plaats. (2001)
Op 25 maart deed zich in Petersburg een bijzonder vreemde gebeurtenis voor. (2012)
Zich afspelen, gebeuren, zich voordoen, plaatsvinden... Je ziet: vertalers zitten niet verlegen om synoniemen. Dat hoort bij hun werk. Het oplossend vermogen van vertalers is werkelijk weergaloos. Letterlijk alles wat iemands stijl bijzonder maakt lost erin op.
De enige die iets met de tijdsaanduiding heeft gedaan is Marko Fondse in 1966 – maar die deed dat omdat hij Gogol even barok vertaalde als (later) Boelgakov en Majakovski. Wat bij die twee wel werkt, maar bij Gogol meer verlies dan winst oplevert en wat halfslachtigs heeft, in die zin dat het grappig gezegde hier vaak gewild en amechtig overkomt.
De ongewone vreemdheid van het voorval is bij niemand bewaard gebleven. Maar zoals gezegd, daar mag je ook overheen lezen. Al past het volgens mij precies bij Gogols uitmiddelpuntige stijl.
Casus 2, de ontsluitende winkels.
Gogol schrijft:
‘Hij werd bevangen door wanhoop, temeer daar het volk op straat zich zonder ophouden begon te vermenigvuldigen naarmate de winkels en de kraampjes ontsloten.’
Ik ben de eerste die toegeeft dat dit veel en veel soepeler en korter en vlotter gezegd kan worden in het Nederlands. Punt is: ook in het Russisch.
Maar Gogol doet het dus op zijn manier.
De zes Nederlandse wannabe lookalikes doen het zo:
Hij werd er wanhopig onder, temeer, omdat het op straat steeds drukker werd naarmate er meer winkels opengingen. (1962)
Wanhoop beving hem, temeer omdat het op straat steeds drukker werd, toen de warenhuizen en winkels open gingen. (1965)
Wanhoop overmeesterde hem, temeer omdat er steeds meer volk op straat begon te komen, naarmate er meer winkels en kraampjes opengingen. (1966)
Hij werd door wanhoop overmand, te meer daar er steeds meer volk op straat kwam naarmate er meer winkels en kramen open gingen. (1998)
Hij viel aan wanhoop ten prooi, te meer daar er steeds meer volk op straat kwam naarmate er meer winkels en stalletjes opengingen. (2001)
Wanhoop beving hem, vooral omdat het op straat steeds drukker werd naarmate meer winkels en zaakjes opengingen. (2012)
Zesmaal ‘opengingen’: kennelijk waren de synoniemen even op. Weer slingeren de vertalingen heen en weer tussen de exuberante Fondse uit 1966 (met zijn fondsiaanse ‘overmeesterde hem’) en de curieus zakelijke van Prins uit 2012, die bijna aandoet als een opzettelijk saaie interlineaire woord-voor-woordvertaling voor een ander om er wat mee te doen.
Ik stop. Hoe het zit met Gogols rennende vissen en lopende rivier en met de ‘woorden uw’ volgende keer.
Want ik ben alweer veel te lang aan het woord geweest.
Dus ik stop.
Nu.
Nu-nu-nu-nu-nu-nu.
Nu dus.
Nu.
_____
Verwijzingen. De zes zijn Charles B. Timmer (1962), Jan van der Eng (1965), Marko Fondse (1966), Jacqueline de Leeuwe (1998), Arie van der Ent (2001) en Aai Prins (2012), respectievelijk uit: N.W. Gogol, Verzamelde werken II, Novellen, Toneel, Van Oorschot 1962 (Timmer); Russische verhalen, Een bundel vertellingen uit de 19e eeuw, Het Spectrum 1965 (Van der Eng); Nicolaj Gogol, De mantel, De neus, Dagboek van een gek, L.J. Veen, Amstelpaperback, 1966 (Fondse); N.V. Gogol, De Neus, Hoogland & Van Klaveren, 1998 (De Leeuwe); Nikolaj Gogol, Verhalen, L.J. Veen, 2001 (Van der Ent); N.V. Gogol, Verzamelde werken I, Avonden op een hoeve nabij Dikanka, Mirgorod, Petersburgse verhalen, Van Oorschot, 2012 (Prins). Fondse en Prins in de bocht voor de herziening van De meester en Margarita: zie ‘Wijlen, RIP en voor de raven: een canoniek vertaalkanon’ in Filter 27:4, 2020, p. 3-7. Dat de smaken goddank kunnen verschillen blijkt uit de toekenning van de Filter vertaalprijs 2013 aan Prins voor haar Gogol-vertalingen, zie de nominaties hier en het juryrapport hier.
Naschrift 22022022. De vertaling van Jan van der Eng uit 1965 lijkt eerder uitgegeven te zijn, namelijk in 1954 of 1955, in Russische verhalen, Een bundel vertellingen uit de negentiende eeuw, Prisma-boeken nr. 104. Zie onder W&W196 in de bibliografie van Waegemans, Willemsen en Severiens uit 2021, hier. Diezelfde bibliografie vermeldt ook nog een navertelling van De neus door Sybil Schönfeldt, vertaald (zal wel uit het Duits) door Hajo Geurink, in Samovar sprookjes, Vertellingen uit het oude Rusland, Deltas, 1998.
Dat is natuurlijk niet normaal gezegd, op twee plekken zelfs.
Ieder ander zou zeggen 25 maart, ook in het Rusland van 1836, toen het verhaal werd geschreven.
Ook ‘ongewoon vreemd’ komt apart over, pleonastisch, hoewel de combinatie in het Russisch net iets gebruikelijker normaal klinkt dan in het Nederlands ongewoon vreemd.
Gogol zegt wel meer dingen op een particuliere manier. Hij heeft het in De neus ook over vissen die rennen in plaats van zwemmen en een rivier die loopt in plaats van stroomt. Dingen die je een Rus ook niet zo snel of zeg maar gerust nooit zal horen zeggen, maar die toch zeer authentiek Russisch klinken. Of liever gezegd gogoliaans. En helemaal niet verkeerd, integendeel.
Hij heeft het ook niet over winkels die ‘opengaan’ maar die ‘ontsluiten’. Hij laat de neusloze hoofdpersoon in gesprek met zijn reukorgaan ‘woorden uw’ zeggen in plaats van ‘uw woorden’, een inversie die mogelijk is in het Russisch maar tegelijkertijd aan hetgeen gezegd wordt een heel speciale saveur geeft. Je wordt erdoor aangestoken met Gogols scheve blik op de wereld.
Die rare dingen zijn precies de reden waarom je met plezier door blijft lezen. Waarom je van iedere zin kan genieten. Het zijn precies, om het met een groot woord te zeggen, de leuke dingen.
Het is niet barok of exuberant, het is zeker niet mooi of slim gezegd, en al helemaal niet grappig. God beware! Gogol grappig! Of nog erger: humoristisch!.. Hij is eerder verbaasd, wat dommig, en zegt het altijd net iets uit het lood. Hij is eerder per ongeluk grappig (althans, die indruk maakt hij, gewiekste schrijver dat hij is) en zeker niet expres lachen gieren brullen.
Net zit er altijd iets in de zinnen dat je ergens een spiraaltje en sterretjes boven je hoofd bezorgt en schele ogen.
Waarom zou je die zinnen uit een of ander misplaatst gevoel van Nederlands dan niet zo willen vertalen zoals ze er staan?
Om op onze koetjes en kalfjes terug te komen, hoe staat die ‘maart de 25ste’ er in de pakweg precies zes afgelopen vertalingen?
En de andere rare gogolismen, wat werd daarmee gedaan?
Op 25 maart heeft zich in Petersburg een buitengewoon wonderlijke geschiedenis afgespeeld. (1962)
De 25ste maart gebeurde er in Petersburg iets zeer vreemds. (1965)
Op de vijfentwintigste maart heeft zich in Petersburg een abnormale gebeurtenis voorgedaan. (1966)
Op 25 maart is in Sint Petersburg iets buitengewoon merkwaardigs gebeurd. (1998)
Op 25 maart vond er in Petersburg een buitengewoon eigenaardig voorval plaats. (2001)
Op 25 maart deed zich in Petersburg een bijzonder vreemde gebeurtenis voor. (2012)
Zich afspelen, gebeuren, zich voordoen, plaatsvinden... Je ziet: vertalers zitten niet verlegen om synoniemen. Dat hoort bij hun werk. Het oplossend vermogen van vertalers is werkelijk weergaloos. Letterlijk alles wat iemands stijl bijzonder maakt lost erin op.
De enige die iets met de tijdsaanduiding heeft gedaan is Marko Fondse in 1966 – maar die deed dat omdat hij Gogol even barok vertaalde als (later) Boelgakov en Majakovski. Wat bij die twee wel werkt, maar bij Gogol meer verlies dan winst oplevert en wat halfslachtigs heeft, in die zin dat het grappig gezegde hier vaak gewild en amechtig overkomt.
De ongewone vreemdheid van het voorval is bij niemand bewaard gebleven. Maar zoals gezegd, daar mag je ook overheen lezen. Al past het volgens mij precies bij Gogols uitmiddelpuntige stijl.
Casus 2, de ontsluitende winkels.
Gogol schrijft:
‘Hij werd bevangen door wanhoop, temeer daar het volk op straat zich zonder ophouden begon te vermenigvuldigen naarmate de winkels en de kraampjes ontsloten.’
Ik ben de eerste die toegeeft dat dit veel en veel soepeler en korter en vlotter gezegd kan worden in het Nederlands. Punt is: ook in het Russisch.
Maar Gogol doet het dus op zijn manier.
De zes Nederlandse wannabe lookalikes doen het zo:
Hij werd er wanhopig onder, temeer, omdat het op straat steeds drukker werd naarmate er meer winkels opengingen. (1962)
Wanhoop beving hem, temeer omdat het op straat steeds drukker werd, toen de warenhuizen en winkels open gingen. (1965)
Wanhoop overmeesterde hem, temeer omdat er steeds meer volk op straat begon te komen, naarmate er meer winkels en kraampjes opengingen. (1966)
Hij werd door wanhoop overmand, te meer daar er steeds meer volk op straat kwam naarmate er meer winkels en kramen open gingen. (1998)
Hij viel aan wanhoop ten prooi, te meer daar er steeds meer volk op straat kwam naarmate er meer winkels en stalletjes opengingen. (2001)
Wanhoop beving hem, vooral omdat het op straat steeds drukker werd naarmate meer winkels en zaakjes opengingen. (2012)
Zesmaal ‘opengingen’: kennelijk waren de synoniemen even op. Weer slingeren de vertalingen heen en weer tussen de exuberante Fondse uit 1966 (met zijn fondsiaanse ‘overmeesterde hem’) en de curieus zakelijke van Prins uit 2012, die bijna aandoet als een opzettelijk saaie interlineaire woord-voor-woordvertaling voor een ander om er wat mee te doen.
Ik stop. Hoe het zit met Gogols rennende vissen en lopende rivier en met de ‘woorden uw’ volgende keer.
Want ik ben alweer veel te lang aan het woord geweest.
Dus ik stop.
Nu.
Nu-nu-nu-nu-nu-nu.
Nu dus.
Nu.
_____
Verwijzingen. De zes zijn Charles B. Timmer (1962), Jan van der Eng (1965), Marko Fondse (1966), Jacqueline de Leeuwe (1998), Arie van der Ent (2001) en Aai Prins (2012), respectievelijk uit: N.W. Gogol, Verzamelde werken II, Novellen, Toneel, Van Oorschot 1962 (Timmer); Russische verhalen, Een bundel vertellingen uit de 19e eeuw, Het Spectrum 1965 (Van der Eng); Nicolaj Gogol, De mantel, De neus, Dagboek van een gek, L.J. Veen, Amstelpaperback, 1966 (Fondse); N.V. Gogol, De Neus, Hoogland & Van Klaveren, 1998 (De Leeuwe); Nikolaj Gogol, Verhalen, L.J. Veen, 2001 (Van der Ent); N.V. Gogol, Verzamelde werken I, Avonden op een hoeve nabij Dikanka, Mirgorod, Petersburgse verhalen, Van Oorschot, 2012 (Prins). Fondse en Prins in de bocht voor de herziening van De meester en Margarita: zie ‘Wijlen, RIP en voor de raven: een canoniek vertaalkanon’ in Filter 27:4, 2020, p. 3-7. Dat de smaken goddank kunnen verschillen blijkt uit de toekenning van de Filter vertaalprijs 2013 aan Prins voor haar Gogol-vertalingen, zie de nominaties hier en het juryrapport hier.
Naschrift 22022022. De vertaling van Jan van der Eng uit 1965 lijkt eerder uitgegeven te zijn, namelijk in 1954 of 1955, in Russische verhalen, Een bundel vertellingen uit de negentiende eeuw, Prisma-boeken nr. 104. Zie onder W&W196 in de bibliografie van Waegemans, Willemsen en Severiens uit 2021, hier. Diezelfde bibliografie vermeldt ook nog een navertelling van De neus door Sybil Schönfeldt, vertaald (zal wel uit het Duits) door Hajo Geurink, in Samovar sprookjes, Vertellingen uit het oude Rusland, Deltas, 1998.
Reacties
Een reactie posten