75 Tsjechovs beginnen
Er wordt wel gezegd dat Tsjechov steevast de eerste drie bladzijden schrapte van een verhaal, voordat hij het publiceerde. Een navolgenswaardig procédé waar ook veel hedendaagse romans van zouden opknappen – mits je in plaats van de eerste drie de eerste honderd schrapt en als je toch bezig bent de rest ook. Maar als Tsjechov met die schrijftruc dacht zijn verhalen in medias res te kunnen beginnen, rekende hij buiten de lezer. Want die begint altijd bij het begin, en niet bij de geschrapte eerste drie bladzijden. Waarmee ik maar wil zeggen: aan alles is een begin. Als je het begin schrapt is er weer iets anders het begin.
Het begin van Op de kar gaat zo:
Om half negen in de morgen reden ze de stad uit.
De grote weg was droog, de prachtige aprilzon scheen sterk en warm, maar in de greppels en in het bos lag nog sneeuw. De winter, bitter, donker, lang, was nog maar net voorbij, ineens was het lente, maar voor Marja Vasiliëvna, die op dit moment op de kar zat, bood het niets nieuws of interessants, niet de warmte, niet de smachtende, doorschijnende, met voorjaarsadem verwarmde bossen, niet de zwarte zwermen die over de enorme, op meren lijkende waterplassen op het veld vlogen, niet die hemel, wonderbaarlijk, bodemloos, waar je met plezier naar toe zou willen.
Het begin van Hartje zo:
Olenka, dochter van de gepensioneerde college-assessor Plemjannikov, zat in het portiek op de binnenplaats en dacht na. Het was warm, de vliegen vielen haar hinderlijk lastig, en het was prettig om te denken dat het snel avond werd. Uit het oosten naderden donkere regenwolken, en af en toe kwam er uit die richting een vochtige windvlaag.
Van Stekelbessen:
Al vanaf de vroege ochtend bedekten donkere regenwolken de hele hemel; het was stil, niet heet, en saai, zoals vaker op grijze, betrokken dagen als er boven het land al lang wolken hangen en je wacht op de regen en die komt maar niet. De veearts Ivan Ivanytsj en de gymnasiumleraar Boerkin waren moe van het lopen en het veld kwam ze als oneindig voor.
Op de kar heeft een vertelstem die dichtbij de bittere en strenge, in weinig anders dan examenresultaten geïnteresseerde onderwijzeres Marja Vasiliëvna ligt. De vertelstem van Hartje ligt dichtbij de impressionabele, van alles en iedereen het goede ziende Olenka. Die van Stekelbessen bij de rusteloze, wereldverbeterende, in zichzelf pokende Ivan Ivanytsj.
Dat is iets ongelofelijks van Tsjechov, dat hij dat kan.
En hij weet de sfeer al in de eerste regels op te roepen. Kijk maar. Marja Vasiliëvna kijkt niet om zich heen en wil alleen snel in de stad zijn en weer terug. Olenka denkt aan iets prettigs. Bij de ongedurige Ivan Ivanytsj laat niet alleen de verandering ten goede van de wereld en hemzelf op zich wachten, maar ook de regen.
Om op Beckett te variëren: de verhalen gaan niet ergens over, ze doen het tegelijkertijd ook. Ze zijn performative: ze doen wat ze zeggen.
In Op de kar wordt de strengheid van de winter niet voor niets opgeroepen. Ook de onderwijzeres Marja is streng, op het verbitterde af. De hemel ‘waar je met plezier naar toe zou willen’ is helemaal een halve ingeving in Marja’s hoofd.
In Hartje zijn dat sullige woordje ‘prettig’ en het ‘hinderlijke’ van de lastigvallende vliegen sfeerbepalend. Als het avond wordt verdwijnen de vliegen, en Olenka denkt er liever aan dat ze binnenkort verdwenen zijn dan zich te laten storen door de ‘hinder’. ‘Prettig’ is zoals Olenka haar dagelijkse leven zou omschrijven.
In Stekelbessen is de manier van zeggen ook van een ongeduld die straks eenvoudig terug te herkennen is in de manier waarop Ivan Ivanytsj zijn verhaal doet: ‘en je wacht op de regen en die komt maar niet.’
Sfeer is alles.
Dan is het ook zaak om die sfeer intact te houden in vertaling.
____
Verwijzingen. De drie Tsjechov-verhalen, alsmede Toergenjevs De zangers, Gogols De neus en Tolstojs De baas en de werkman en Aljosja de Pot staan integraal in George Saunders, A Swim in a Pond in the Rain, in which four Russians give a master class on writing, reading and life. Vertaald (de verhalen uit het Russisch door mij, de schrijfcursus uit het Engels door Erik Bindervoet) komt het in het najaar uit bij De Geus, als Een duik in de vijver in de regen. Waarin vier Russen een masterclass geven over schrijven, lezen en het leven.
Het begin van Op de kar gaat zo:
Om half negen in de morgen reden ze de stad uit.
De grote weg was droog, de prachtige aprilzon scheen sterk en warm, maar in de greppels en in het bos lag nog sneeuw. De winter, bitter, donker, lang, was nog maar net voorbij, ineens was het lente, maar voor Marja Vasiliëvna, die op dit moment op de kar zat, bood het niets nieuws of interessants, niet de warmte, niet de smachtende, doorschijnende, met voorjaarsadem verwarmde bossen, niet de zwarte zwermen die over de enorme, op meren lijkende waterplassen op het veld vlogen, niet die hemel, wonderbaarlijk, bodemloos, waar je met plezier naar toe zou willen.
Het begin van Hartje zo:
Olenka, dochter van de gepensioneerde college-assessor Plemjannikov, zat in het portiek op de binnenplaats en dacht na. Het was warm, de vliegen vielen haar hinderlijk lastig, en het was prettig om te denken dat het snel avond werd. Uit het oosten naderden donkere regenwolken, en af en toe kwam er uit die richting een vochtige windvlaag.
Van Stekelbessen:
Al vanaf de vroege ochtend bedekten donkere regenwolken de hele hemel; het was stil, niet heet, en saai, zoals vaker op grijze, betrokken dagen als er boven het land al lang wolken hangen en je wacht op de regen en die komt maar niet. De veearts Ivan Ivanytsj en de gymnasiumleraar Boerkin waren moe van het lopen en het veld kwam ze als oneindig voor.
Op de kar heeft een vertelstem die dichtbij de bittere en strenge, in weinig anders dan examenresultaten geïnteresseerde onderwijzeres Marja Vasiliëvna ligt. De vertelstem van Hartje ligt dichtbij de impressionabele, van alles en iedereen het goede ziende Olenka. Die van Stekelbessen bij de rusteloze, wereldverbeterende, in zichzelf pokende Ivan Ivanytsj.
Dat is iets ongelofelijks van Tsjechov, dat hij dat kan.
En hij weet de sfeer al in de eerste regels op te roepen. Kijk maar. Marja Vasiliëvna kijkt niet om zich heen en wil alleen snel in de stad zijn en weer terug. Olenka denkt aan iets prettigs. Bij de ongedurige Ivan Ivanytsj laat niet alleen de verandering ten goede van de wereld en hemzelf op zich wachten, maar ook de regen.
Om op Beckett te variëren: de verhalen gaan niet ergens over, ze doen het tegelijkertijd ook. Ze zijn performative: ze doen wat ze zeggen.
In Op de kar wordt de strengheid van de winter niet voor niets opgeroepen. Ook de onderwijzeres Marja is streng, op het verbitterde af. De hemel ‘waar je met plezier naar toe zou willen’ is helemaal een halve ingeving in Marja’s hoofd.
In Hartje zijn dat sullige woordje ‘prettig’ en het ‘hinderlijke’ van de lastigvallende vliegen sfeerbepalend. Als het avond wordt verdwijnen de vliegen, en Olenka denkt er liever aan dat ze binnenkort verdwenen zijn dan zich te laten storen door de ‘hinder’. ‘Prettig’ is zoals Olenka haar dagelijkse leven zou omschrijven.
In Stekelbessen is de manier van zeggen ook van een ongeduld die straks eenvoudig terug te herkennen is in de manier waarop Ivan Ivanytsj zijn verhaal doet: ‘en je wacht op de regen en die komt maar niet.’
Sfeer is alles.
Dan is het ook zaak om die sfeer intact te houden in vertaling.
____
Verwijzingen. De drie Tsjechov-verhalen, alsmede Toergenjevs De zangers, Gogols De neus en Tolstojs De baas en de werkman en Aljosja de Pot staan integraal in George Saunders, A Swim in a Pond in the Rain, in which four Russians give a master class on writing, reading and life. Vertaald (de verhalen uit het Russisch door mij, de schrijfcursus uit het Engels door Erik Bindervoet) komt het in het najaar uit bij De Geus, als Een duik in de vijver in de regen. Waarin vier Russen een masterclass geven over schrijven, lezen en het leven.
Reacties
Een reactie posten