69 How Long Must I Wait?
Weer iets wat niet kan. Daar blijkt mijn voorkeur toch naar uit te gaan. Logische kortsluitingen. Irish bull. En andere flauwekul.
Water dat te drogen hangt... Dat kán toch niet?!
Miauwende ezels, bloeiende schoorstenen, een koets met ronde hoeken... Kijk maar, er staat toch echt wat er staat. Dat is toch een van de dingen die de taal op de werkelijkheid voor heeft. Dat het ook onmogelijk kan zijn.
Er zijn genoeg uitdrukkingen voor ‘nooit van z’n lang zal z’n levensdagen niet’. Sint-Juttemis, Pruimpasen, als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, als de katten ganzeneier leggen, als de kalveren op het ijs dansen, als de kiekens tanden krijgen, als de Paus een geus wordt, in het jaar één als de uilen preken.
Of in het Vlaams: als de maan drie toten heeft. (Toot is toet, aangezicht.)
Maar voor alle uitdrukkingen geldt: je kan ook nieuwe bedenken.
Over de vertaling heb ik weinig te zeggen. De laatste regels zijn een soort van slotconclusie. In het Engels is die iets explicieter. Ik had het ‘water’ ook gewoon met ‘water’ kunnen vertalen in plaats van met het uitleggende ‘teardrops’.
Dat hoort toch niet, dat expliciterende? Dat is toch not done?
Hier wreekt zich de woordkeus van het Nederlands: waar daar ‘water’ staat, had ik graag ‘tranen’ willen hebben, maar dan kwam ik met een meervoudsvorm van het werkwoord te zitten, en dan liep het niet meer.
Dus feitelijk heb ik de oorspronkelijke intentie van de auteur hersteld in de vertaling.
Of het een verbetering is weet ik niet.
Eigen dingen vertalen – blijkt maar weer eens – heeft veel raakvlakken met andermans dingen vertalen, maar er zijn ook verschillen.
Het grootste verschil dat de zelfvertaler niet zijn eigen gedicht vertaalt maar het gedicht zoals hij vond dat het had moeten worden, het gedicht in zijn hoofd en niet het gedicht op papier. (Getuige ook de ‘water’ vs ‘tranen’-kwestie hierboven.)
In dat opzicht is een zelfvertaling een soort tweede kans voor het gedicht.
Hoe dan ook wordt het onder de eigen zelfvertalende handen iets anders. Gelukkig maar!
Water dat te drogen hangt... Dat kán toch niet?!
Miauwende ezels, bloeiende schoorstenen, een koets met ronde hoeken... Kijk maar, er staat toch echt wat er staat. Dat is toch een van de dingen die de taal op de werkelijkheid voor heeft. Dat het ook onmogelijk kan zijn.
Er zijn genoeg uitdrukkingen voor ‘nooit van z’n lang zal z’n levensdagen niet’. Sint-Juttemis, Pruimpasen, als Pasen en Pinksteren op één dag vallen, als de katten ganzeneier leggen, als de kalveren op het ijs dansen, als de kiekens tanden krijgen, als de Paus een geus wordt, in het jaar één als de uilen preken.
Of in het Vlaams: als de maan drie toten heeft. (Toot is toet, aangezicht.)
Maar voor alle uitdrukkingen geldt: je kan ook nieuwe bedenken.
Over de vertaling heb ik weinig te zeggen. De laatste regels zijn een soort van slotconclusie. In het Engels is die iets explicieter. Ik had het ‘water’ ook gewoon met ‘water’ kunnen vertalen in plaats van met het uitleggende ‘teardrops’.
Dat hoort toch niet, dat expliciterende? Dat is toch not done?
Hier wreekt zich de woordkeus van het Nederlands: waar daar ‘water’ staat, had ik graag ‘tranen’ willen hebben, maar dan kwam ik met een meervoudsvorm van het werkwoord te zitten, en dan liep het niet meer.
Dus feitelijk heb ik de oorspronkelijke intentie van de auteur hersteld in de vertaling.
Of het een verbetering is weet ik niet.
Eigen dingen vertalen – blijkt maar weer eens – heeft veel raakvlakken met andermans dingen vertalen, maar er zijn ook verschillen.
Het grootste verschil dat de zelfvertaler niet zijn eigen gedicht vertaalt maar het gedicht zoals hij vond dat het had moeten worden, het gedicht in zijn hoofd en niet het gedicht op papier. (Getuige ook de ‘water’ vs ‘tranen’-kwestie hierboven.)
In dat opzicht is een zelfvertaling een soort tweede kans voor het gedicht.
Hoe dan ook wordt het onder de eigen zelfvertalende handen iets anders. Gelukkig maar!
Reacties
Een reactie posten