110 De regels

   Nederlands is heel simpel. Je kan het goed doen en je kan het verkeerd doen. En goed is goed en verkeerd is verkeerd.
   Het is dus uitdrukkelijk niet zo, dat goed verkeerd is en verkeerd goed. Of dat verkeerd ook goed is, of goed eigenlijk verkeerd.
   Als je daarmee begint is het hek van de dam.
   Daarom zijn er regels.
   Regels zijn heel simpel. Als je ze maar leert.
   Hoe beter je een regel leert, hoe simpeler het wordt.
   En die regels zijn er niet voor niets! O nee!
   Die regels zijn ervoor, dat je het goed doet en niet verkeerd.
   Als je een regel goed toepast, kun je het niet verkeerd doen. (Ik zei toch dat het simpel was.)
   Het is ik geef het hun of ik geef het aan hen. Hen is het lijdend voorwerp van zij. Pardon. Daar moet natuurlijk staan: ‘Hen is het lijdend voorwerp van hen.’ Niet van hun. Pardon, hen. Het is hun lijdend voorwerp.
   En ons lijdend voorwerp. Het onderscheid tussen hen en hun is in de renaissance geïntroduceerd door taalmakers zonder dat er één Nederlander was die het kende. Maar het Nederlands moest dechaotiseerd worden, gelijkgetrokken, geregeld. Ordnung muß sein. Er moesten regels komen.
   Want zonder regels kun je niet leren.
   Kun je wat niet leren?
   De regels. De regels om het goed te doen. Hoe kun je het nu goed doen als je niet weet wat je goed doet? Ja toch? Hoe kun je het nu goed doen zonder regel die zegt wat goed is en wat verkeerd?
   Dat snapt een kind. Als hij het heeft geleerd tenminste.
   Geen taal zonder regels.
   Daarom moesten er grammaticale regels komen en die regels kwamen uit het Latijn.
   Er werden naamvallen ingevoerd die het Nederlands nooit of in elk geval al heel lang niet had.
   Zodat je ze kon leren. Leren om het goed te doen.
   En laten we wel wezen: wie wil het nu niet goed doen? Niemand toch? Iedereen wil het goed doen.
   En de enige manier om het goed te doen is het volgens de regels te doen.
   Daarom zijn ze er, de regels.
   Daarom leer je ook: het meervoud van vat is vaten, maar van handvat is het handvatten – want dat heeft een gestoorde Neerlandicus ooit zo bedacht.
   Daarom leer je ook: het is ten slotte los als het tot slot betekent, maar tenslotte aan elkaar als het immers, per slot van zake betekent. Sinds de Taalunie dat op niets af in 1995 zo heeft bepaald tenminste.
   Daarom leer je ook: het is zich realiseren maar niet zich beseffen. Het is je bedenken als je een andere mening krijgt, maar bedenken als je alleen nadenkt.
   Ik heb dat geleerd. Ik ken die regels. Maar toch maak ik fouten. Iedere keer dat ik beseffen wil schrijven moet ik me beseffen: het is niet je beseffen. En iedere keer als ik bedenken wil schrijven voor nadenken, moet ik me bedenken: het is niet je bedenken.
   Maar ik vind de niet-wederkerende vormen steeds onnatuurlijker klinken.
   Ze beginnen me net zo onecht in de oren te klinken als de vormen ik geef het hun en ik geef het aan hen altijd al gedaan hebben. En die ik altijd vermijd. Ik gebruik alleen in zeer zeldzame gevallen hen. Meestal draai ik het zo dat ik met ze kan volstaan. Ik geef het ze.
   Mijn vader gebruikte het zelfs voor het enkelvoud, ik geef het ze, voor ik geef het haar. Maar zo vrij ben ik nog niet.
   De laatste alinea van het zesde hoofdstuk van Max Havelaar begint zo:

De baboe die hy uit den wagen had geholpen, geleek op alle baboes in Indië, als ze oud zyn. Wanneer ge deze soort van bedienden kent, behoef ik u niet te zeggen hoe ze er uitzag. En als gy ze niet kent, kan ik het u niet zeggen.
   De laatste regel had Multatuli eerst geschreven als ‘En als gy die niet kent, kan ik het u niet zeggen.’ In het manuscript zette hij bij de passage de potloodaantekening: ‘als gij ze niet kent. Dat ze is eene taalfout maar ik houd het voor eene fout in de taal dat het eene taalfout is. Ons hen en haar is bitter leelijk.’
   Een zeer wyze opmerking.
   Waarbij het – terloops gezegd – ook nog eens de (door de geleerden onbeantwoorde immers ongestelde) vraag is of de schryver wilde dat zijn kanttekening in de tekst werd opgenomen of niet. Het is niet gebeurd, hoewel het best in de veelstemmigheid van het boek had gepast.

   En vergeet ook Idee 41 niet:

Ik leg me toe op ’t schryven van levend hollandsch. Maar ik heb schoolgegaan.

   Dek toch! Dek toch! En de regels dan! Denk aan de regels! Maak de schoolmeesters niet brodeloos!

_____
   Verwijzingen. Dit senendeels in reactie op de reactie van Onno Kosters op mijn gebruik van ‘zich beseffen’ in de voorvoorvorige blog, hier, sanderendeels verslaand uit Taalwetten maken en vinden van Nicoline van der Sijs, zie de vorige blog, hier. Over Multatuli’s potloodaantekening, M, p. 65; leestekst hoofdstuk vi, r. 536; bij de passage ‘en als gij die niet kent’ (laatste lezing in M)’, zie Max Havelaar. Deel 2. Apparaat en Commentaar, ed. A. Kets-Vree, Van Gorcum, 1992, pagina xlvi, online hier. De twee opmerkingen van Multatuli worden ook in Taalwetten maken en vinden aangehaald (blz. 187, 435 en 451). In de Elsevier-uitgave van 1907 (zie de illustraties) staat op blz. 65 de drukfout: ‘kan ik het u niet te zeggen’. Waarom Multatuli’s opmerking in geen enkele latere redactie in de tekst is opgenomen, ook niet die van Stuiveling en van Kets-Vree, is mij een raadsel.

   Naschrift 6 oktober 2021. Juist op dit moment barst er weer een kleine discussie los op de neerlandistiek-site over de standaardtaal en in hoeverre de taaladviezen normen en regels zijn, hier.

Reacties

  1. Persklaarmakers die "ze" als lijdend voorwerp meervoud fout rekenen. Je zou ze toch...

    (Serieus. Dat vind ik zo onzinnig. Beetje afhankelijk van stijl en register, misschien. Maar meestal vind ik het een muffe boekentaalcorrectie.)

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

440 Voor spek en bonen

441 Achtmaal Struwwelpeter in het Nederlands, 1848-2000

442 Van Struwwelpeter naar Ragbolrinus

443 Schroef je vaders hoofd niet af

446 De Geschiedenis van den wreeden Jan

444 Blijf weg van potten met geblaf

447 De geschiedenis van Hein de Dierenkweller

445 Frederik de wrederik gecloseread

448 Wreede Piet