166 Het verhaal van de beroete kuikens

   Indachtig het zevende tsjoekovskiaanse gebod – naar het rijmwoord moet genadeloos worden toegewerkt en het moet het belangrijkste woord in de zin zijn – ga ik eerst kijken of er iets met die djéti te doen is, de kinderen, kindjes, kinders, de kiekens, kuikens van moeder kip.
   En draai ik in mijn hoofd de rijmmogelijkheden af, en zoek op de tast of er wellicht ergens een opening zit.
   Er zijn zat andere woorden voor kinderkroost in het Hollands en Vlaams natuurlijk, maar omdat het voor de kleintjes is, gaan we hier uit van de simpelste varianten.
   Dus geen klein grut, hokkebrokken, handenbinders, wichten, hummels en wat dies meer zij.
   Lieverds en schatjes krijg ik sowieso niet uit mijn pen. Het moet geen snot worden.
   Je kan denken aan iets als piepers omdat kuikentjes piepen, maar dat is alweer al te beeldend en afleidend.
   Of iets regionalers, met kiekens in beide betekenissen. Kippie Tok zei: ‘Kiek eens, kiek eens, Heb ik zomaar zwarte kiekens.’ Dan ben je de vraag waar de kuikens zijn kwijt, maar dat hoeft niet onoverkomelijk te zijn. Alles mag, zolang het maar goed is, of liever nog beter. En is dit het? Hm.
   Kindjes lijkt een opening te bieden. Kindjesvrindjes.
   Nu het ritme nog.
   Waar zijn mijn kindjes? – kan niet, omdat het volstrekt onduidelijk van klemtoon en ritme is. Je legt die als vanzelf op de eerste lettergreep en dan loop je vast als je klassiek trocheïsch wil declameren: Wáár zijn míjn kindjés?
   Plakken we er een voor:

Hé, waar zijn mijn kindjes?
Nee, niet jullie, vrindjes,
Maar mijn echte kindjes!...

   Of mijn gele kindjes, mijn schone kindjes. Of mijn eigen kindjes. Er staat in het Russisch het woord родные, van родной, wat eigen, bloedeigen betekent, zeer na aan het hart en de bloedlijn gelegen. Bij uitbreiding ook gekoesterd, lief. Het Russische woord voor moederland (ons vaderland) is eraan verwant, ródina. En vanwege die verwantschap gaat elk Russisch hart wijdopen op het horen van dat woord alleen al.
   Daarom denk ik dat dit gedicht niet van Charms is. Die hoor ik het woord rodnój niet zo snel in de mond nemen, laat staan op papier zetten. Het smaakt naar sentimentaliteit, zoetelijkheid. Klef. Naar Russische ziel.
   En voor je het weet ben je die met tanks en bommenwerpers aan het exporteren naar vredelievende buurlanden in de waan dat die erom zitten te springen.
   Dus ik ga het ook niet met lief vertalen, wat hier natuurlijk goed zou kunnen, en er ook wel in zit: Waar zijn ze, mijn eigen lieve kleine kindertjes?
   Maar laten we het vooral leuk en grappig en een beetje spits houden.
   Charms had er misschien iets van gemaakt als mijn brave kindjes. Waar de ironie natuurlijk van afdruipt, maar ook doet denken. In zekere zin is het waar: de beroete kuikens zijn niet haar brave kindjes, want die zouden zoiets nooit doen.
   Anderzijds: als je zegt: Maar mijn brave kindjes, suggereer je dat ze ook nog andere heeft. En dat is al te verwarrend. Maar mijn echte brave kindjes dan? Te lang... Ik hou het zoals het is.
   Als titel stel ik voor: Waar zijn mijn kindjes?

   In de inbox kreeg ik drie vertalingen. Drie vertalingen van dezelfde persoon, Liesbeth E. te A., ook wel bekend als Inna Droeme, Edith Ondant, Gitte Noestje, Kathy Tindemot, Justine Menoeg, Iris Wachtelt en Bette MacKay, hondenliefhebster.
   Met zoveel namen is één vertaling natuurlijk erg weinig.
   Het zijn mooie vertalingen, fraaie vertalingen en het opvallendste is: ze worden steeds beter. De tweede is weer beter dan de eerste en de derde beter dan de tweede. Het loont dus de moeite te blijven proberen, en niet te snel tevreden te zijn. De eerste ging zo:

O verhip, tokte de kip,
Drie zwarte kuikens op een rij,
Waar zijn de witte vier van mij?

   Dubbelgerijmd zelfs, met een verhip en kip er gratis bij. Dat is leuk. De twee andere regels hebben voor mij een al te pedagogische uitstraling. Alsof de schrijver-vertaler niet alleen een leuk verhaaltje wil vertellen, maar de kindertjes ook meteen kleuren wil leren én wil leren tellen.
   De tweede was al beter:

Wel verhip zei moeder kip,
Een, twee, drie kuikens op een rij.
Maar die van mij zijn er niet bij.

   Wat nog steeds enigszins lijdt aan het schoolse lerentellensyndroom. Maar uiteindelijk rolt er dan een pico vertaling uit:

Wel verhip zei moeder kip.
Ik zie drie kuikens op een rij,
Maar waar o waar zijn die van mij?

   De vertaling van Hans ter Laan uit 1958 doet eigenlijk alles verkeerd wat er verkeerd te doen valt. Zijn titel is Waar zijn de kuikentjes? – en het versje is een tweeregelaar geworden:

Wel heb ik van mijn leven!
Waar zijn mijn kindertjes gebleven?

   Het rijmwoord is duidelijk niet het belangrijkste woord in de regel, integendeel, het is een heel slap rijm dat niets met de kern van het verhaal te maken heeft.
   Bovendien loopt het niet.
   Bovendien is zo’n uitroep als Wel heb ik van mijn leven zo overal inzetbaar dat het geen enkele kracht heeft. Het is een volledig loze, nietszeggende regel. En op een gedicht van twee regels is dat net iets teveel.
   Bovendien is die uitroep ook te lezen als een guitige knipoog naar de lezer, in de trant van: Kijk nou eens, wat is dat gek! – als er iets geks gebeurt. Daar word ik ook heel kregel van. Ik denk zelfs plaatsvervangend kregel, voor alle kinderen die zulke volwassen neerbuigendheid over zich heen krijgen.
   Maar ja, het zijn kinderen hè, die snappen niks.
   Fout! Die snappen alles.

   Volgende. Как утки зайца катали. Kak óétki zájtsa katáli. Hoe de eenden de haas lieten varen.

Просит уток серый зайчик:
   — Прокатите!
Тонет, тонет бедный зайчик.
   — Помогите!

   Dat wil zeggen. Vraagt aan eenden een grijs haasje: – Laat me varen! Hij zinkt, hij zinkt, het arme haasje.– Help!

   Gescandeerd. Próssit óétok séri zájtsjiek: – Prákatíétje! Tónjet, tónjet bjédny zájtsjiek. – Pámagíétje! Rijmschema: abab. Een vertaling hoeft niet hetzelfde te lopen of te rijmen, als het ritme en het rijm maar onontkoombaar zijn.

   In het colofon van de uitgave van 1937 staat vermeld dat negen verhalen ontleend zijn aan Benjamin Rabier, Les animaux s’amusent (Рабье, Звери развлекаются), uit 1928. Een daarvan is het verhaal van de eenden en de haas. Hieronder staat het, Jeannot et les deux maladroits amis – voor extra vertaalinspiratie.
_____
   Verwijzingen. Voor de tsjoekovskiaanse schrijf- en vertaalgeboden, zie blog 162, hier. Het boek van Benjamin Rabier is te vinden op de gallica-site, hier.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

374 Nacht, trottoir – als sonnet

370 Koning Bub

368 De kikker

369 Dierenmoeder houdt van dierenkind

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

376 Delina Delaney, hoofdstuk II