165 Ik heb maar ja gezegd...
Ik kreeg een mailtje van Martin de Haan, de even gelauwerde als gelouterde vertaler. Daarbuiten zet hij zich ook in voor de financieel-sociale positie van vertalers.
Er was een nieuw initiatief, eentje dat al langer borrelde maar nu zijn beslag kreeg in een Open Brief aan de uitgevers. Van hem en Annemart Pilon, vertalers.
Het behelsde de positie van vertaler op de kaft van het boek. Die naam moest genoemd worden, als de vertaler dat wilde, was de aanbeveling.
Ik schrijf nu wel in de verleden tijd, maar het initiatief dateert van nu net.
Dus. Die naam moet genoemd worden, als de vertaler dat wil, is de aanbeveling. Met petitie, website, hashtag en alles wat daarbij hoort.
(Ik laat de open brief hieronder volgen.)
Het was nog onder embargo toen ik Martins mailtje kreeg, maar om alvast wat namen te hebben, wilde ik het initiatief steunen?
Wel degelijk! – was mijn eerste reactie.
Vertalingen zijn immers originelen, uit de aard der zaak: zo worden ze toch door de mensen gelezen.
En per slot van rekening lezen de mensen de woorden van de vertaler, die er zijn hart en ziel en snot en tranen in gelegd heeft.
Dat mag best gehonoreerd worden.
En bovendien: de ene vertaling is de andere niet. En de ene vertaler is de andere niet. Het is wel zo netjes om bij wijze van bijsluiter de waarschuwing aan de lezer mee te geven, voordat die zich bekoopt: pas op, dit is wel een vertaling van die en die, hoor! Weet wat voor vlees je in je goudkuipje krijgt!
Vertalers moeten zichtbaar zijn – is niet alleen de mening van de beroepsgroep maar ook van hen die het goed met ze voorhebben, opleidingsinstituten, academia, letterenfondsen, subsidieverstrekkende instanties, boekhandelaren, buren, moeders, oma’s, kinderen en andere verwanten. Tot en met belastingconsulenten, huidartsen en gediplomeerd ziekenhuispersoneel.
Kom uit de boekenkast!
Je gaat toch ook geen uitvoering van Bach uitbrengen zonder de spelers te noemen? Geen stuk van Shakespeare aankondigen zonder het acterende gezelschap te vermelden?
Nogmaals: de mensen lezen de woorden van de vertaler, niet die van de auteur.
En ik kreeg ook een visioen: nu nog de naam van de schrijver weg van de boekomslagen, maar alleen in het colofon (‘naar een boek van’ etc) en dan was ik helemaal tevreden.
De vertaling als autonoom kunstwerk.
De naam van de vertaler voorop kan niet anders dan statusverhogend werken voor het vak.
Daarom: mijn steun had ie.
Maar toen begon ik te denken.
Willen vertalers dat eigenlijk wel? Moeten ze dat wel willen? Durven ze dat wel moeten willen? Mogen ze dat wel durven moeten willen?
Vertalers zijn toch – weer, uit de aard der zaak – bescheiden mensen, die zich zich al wegcijferend en -letterend inspannen om andermans woorden zo goed mogelijk in hun eigen gehakkel over te zetten.
Dienstbaar ten opzichte van het origineel (kowtow, kowtow).
Bij elk woord zien ze wat ze verliezen en wat er overboord kiepert.
Die zijn daar goed gek om uit de zelfverkozen relatief veilige haven van het colofon voor het schelle voetlicht van de schreeuwende kaft gerukt te worden.
Die zullen zich wel tweemaal bedenken om te gaan roepen en zwaaien: Ik was het, mensen! Kijk eens wat ik gedaan heb! Alles vernield!
Ze worden uitgelachen. Bespuugd en behoond. Gespietst en geroosterd. Met ahornhoning overgoten en op lantaarnpalen de stad uit gezet.
Het laatste wat ze willen is dat er gezegd wordt dat ze hun stempel op de tekst drukken. Ze willen juist onzichtbaar zijn, en blijven.
Na so mi de, na so mi tan.
En dan nog: als we de naam van de vertaler zo prominent voorop zetten, verbreken we dan niet de illusie dat we de woorden van de schrijver lezen?
De stilzwijgende afspraak dat we doen alsof Gogol zijn Neus niet in het Russisch schreef maar in het Nederlands?
De suspension of disbelief dat we geen vertaling behappen maar deelnemen aan het vleesgeworden woord van de auteur?
Het enige en echte woord?
Denk je dat je Dovlatov aan het lezen bent, zit er godverdomme een stoorzender tussendoor te toeteren! Een stemmetje dat de hele tijd meepraat! Sterker nog, het hoogste woord voert!
Ik heb het boek gelezen, meneer, nou, geen wóórd van Dovlatov staat erin! Geen woord! Alles Nederlands! Alles van die vertaler!
En hier, mevrouw, twéé vertalingen van Ulysses. Wat zeg ik, drie! Wat ís het nou? Wat schreef Joyce echt?
De klant zal – terecht – zijn geld terugwillen.
Een vertaling is maar een willekeurige enkele uit de potentieel talloos veel miljoenen.
Sssst! Niet zeggen dat het een vertaling is!..
De naam van de vertaler voorop kan niet anders dan statusverlagend werken voor het vak.
Dus toen moest ik dubben.
Denken denken denken... (doe het niet, mensen, denken!)
Ten slotte heb ik maar ja gezegd.
Maar ja...
_____
Verwijzingen. Het initiatief staat hier. Meer van Martin de Haan over deze materie (de vertaler als auteur) op de website van het ELV, bijvoorbeeld zijn toespraak The State of Translation 2020, hier, en ook in de Filter, online hier. Over de vertaler als co-auteur en de implicaties schreef ik eerder al in blog 44 bij de Alisa-vertaling van Michaïl Tsjechov, hier, en in blog 31, hier, over de vertalen-wat-er-staat-discussie in het Rusland van de vorige en voorvorige eeuw. Dat vertalingen originelen zijn en best als zodanig beoordeeld mogen worden, schreef ik eerder in een Alisa-column op de Filter vrijdag vertaaldag, hier, en het komt ook ter sprake in blog 148 en 149 over De meester en Margarita, hier en hier.
Er was een nieuw initiatief, eentje dat al langer borrelde maar nu zijn beslag kreeg in een Open Brief aan de uitgevers. Van hem en Annemart Pilon, vertalers.
Het behelsde de positie van vertaler op de kaft van het boek. Die naam moest genoemd worden, als de vertaler dat wilde, was de aanbeveling.
Ik schrijf nu wel in de verleden tijd, maar het initiatief dateert van nu net.
Dus. Die naam moet genoemd worden, als de vertaler dat wil, is de aanbeveling. Met petitie, website, hashtag en alles wat daarbij hoort.
(Ik laat de open brief hieronder volgen.)
Het was nog onder embargo toen ik Martins mailtje kreeg, maar om alvast wat namen te hebben, wilde ik het initiatief steunen?
Wel degelijk! – was mijn eerste reactie.
Vertalingen zijn immers originelen, uit de aard der zaak: zo worden ze toch door de mensen gelezen.
En per slot van rekening lezen de mensen de woorden van de vertaler, die er zijn hart en ziel en snot en tranen in gelegd heeft.
Dat mag best gehonoreerd worden.
En bovendien: de ene vertaling is de andere niet. En de ene vertaler is de andere niet. Het is wel zo netjes om bij wijze van bijsluiter de waarschuwing aan de lezer mee te geven, voordat die zich bekoopt: pas op, dit is wel een vertaling van die en die, hoor! Weet wat voor vlees je in je goudkuipje krijgt!
Vertalers moeten zichtbaar zijn – is niet alleen de mening van de beroepsgroep maar ook van hen die het goed met ze voorhebben, opleidingsinstituten, academia, letterenfondsen, subsidieverstrekkende instanties, boekhandelaren, buren, moeders, oma’s, kinderen en andere verwanten. Tot en met belastingconsulenten, huidartsen en gediplomeerd ziekenhuispersoneel.
Kom uit de boekenkast!
Je gaat toch ook geen uitvoering van Bach uitbrengen zonder de spelers te noemen? Geen stuk van Shakespeare aankondigen zonder het acterende gezelschap te vermelden?
Nogmaals: de mensen lezen de woorden van de vertaler, niet die van de auteur.
En ik kreeg ook een visioen: nu nog de naam van de schrijver weg van de boekomslagen, maar alleen in het colofon (‘naar een boek van’ etc) en dan was ik helemaal tevreden.
De vertaling als autonoom kunstwerk.
De naam van de vertaler voorop kan niet anders dan statusverhogend werken voor het vak.
Daarom: mijn steun had ie.
Maar toen begon ik te denken.
Willen vertalers dat eigenlijk wel? Moeten ze dat wel willen? Durven ze dat wel moeten willen? Mogen ze dat wel durven moeten willen?
Vertalers zijn toch – weer, uit de aard der zaak – bescheiden mensen, die zich zich al wegcijferend en -letterend inspannen om andermans woorden zo goed mogelijk in hun eigen gehakkel over te zetten.
Dienstbaar ten opzichte van het origineel (kowtow, kowtow).
Bij elk woord zien ze wat ze verliezen en wat er overboord kiepert.
Die zijn daar goed gek om uit de zelfverkozen relatief veilige haven van het colofon voor het schelle voetlicht van de schreeuwende kaft gerukt te worden.
Die zullen zich wel tweemaal bedenken om te gaan roepen en zwaaien: Ik was het, mensen! Kijk eens wat ik gedaan heb! Alles vernield!
Ze worden uitgelachen. Bespuugd en behoond. Gespietst en geroosterd. Met ahornhoning overgoten en op lantaarnpalen de stad uit gezet.
Het laatste wat ze willen is dat er gezegd wordt dat ze hun stempel op de tekst drukken. Ze willen juist onzichtbaar zijn, en blijven.
Na so mi de, na so mi tan.
En dan nog: als we de naam van de vertaler zo prominent voorop zetten, verbreken we dan niet de illusie dat we de woorden van de schrijver lezen?
De stilzwijgende afspraak dat we doen alsof Gogol zijn Neus niet in het Russisch schreef maar in het Nederlands?
De suspension of disbelief dat we geen vertaling behappen maar deelnemen aan het vleesgeworden woord van de auteur?
Het enige en echte woord?
Denk je dat je Dovlatov aan het lezen bent, zit er godverdomme een stoorzender tussendoor te toeteren! Een stemmetje dat de hele tijd meepraat! Sterker nog, het hoogste woord voert!
Ik heb het boek gelezen, meneer, nou, geen wóórd van Dovlatov staat erin! Geen woord! Alles Nederlands! Alles van die vertaler!
En hier, mevrouw, twéé vertalingen van Ulysses. Wat zeg ik, drie! Wat ís het nou? Wat schreef Joyce echt?
De klant zal – terecht – zijn geld terugwillen.
Een vertaling is maar een willekeurige enkele uit de potentieel talloos veel miljoenen.
Sssst! Niet zeggen dat het een vertaling is!..
De naam van de vertaler voorop kan niet anders dan statusverlagend werken voor het vak.
Dus toen moest ik dubben.
Denken denken denken... (doe het niet, mensen, denken!)
Ten slotte heb ik maar ja gezegd.
Maar ja...
_____
Verwijzingen. Het initiatief staat hier. Meer van Martin de Haan over deze materie (de vertaler als auteur) op de website van het ELV, bijvoorbeeld zijn toespraak The State of Translation 2020, hier, en ook in de Filter, online hier. Over de vertaler als co-auteur en de implicaties schreef ik eerder al in blog 44 bij de Alisa-vertaling van Michaïl Tsjechov, hier, en in blog 31, hier, over de vertalen-wat-er-staat-discussie in het Rusland van de vorige en voorvorige eeuw. Dat vertalingen originelen zijn en best als zodanig beoordeeld mogen worden, schreef ik eerder in een Alisa-column op de Filter vrijdag vertaaldag, hier, en het komt ook ter sprake in blog 148 en 149 over De meester en Margarita, hier en hier.
Reacties
Een reactie posten