399 Nacht, trottoir – als De Schoolmeester

   De onverwoestbare Schoolmeester heeft ook zijn kijk op het Petersburgse gebeuren en hij geeft – noblesse oblige – een adembenemende nieuwe draai aan deze universele kaleidoscoop. In plaats van een metempsychotisch inzicht krijgen we een dreigende daadwerkelijke fysieke reïncarnatie, ín dit leven: wij zijn allen een, ja, wij zijn allen eender, eenden, hazen, dichters, lantarenpalen.
_____

Voor bewoners van winterse gebieden is
de volgende geschiedenis
         (aangezien het middelpunt uit vlieden is
         en weggespoeld
         en thans op onbekende kusten rondkrioelt)
niet bedoeld
ofschoon hunliê het lezen nauwlijks te verbieden is.

Hoofd- en enig personage:
de dichtende ravage,
kop tjokvol woordrijke bagage,
versificateur van kortsluitende hoogspanningen,
frequenteur van disreputabele uitspanningen,
chroniqueur van tourmenterende inspanningen,
salonprestidigitateur van edelaardige ontspanningen:
Blok, Aleksandr
in hoogsteigen persoon – dat wil zeggen: geen ander,
dus ook geen Kloos of Karel van Mander
of – mocht u dat menen – Huub Oosterhuis
want dan is u abuis.

Plaats van handeling:
buut van elke avondlijke wandeling
van deze onverbeterlijke op- en afstandeling:
drogisterij Trojka
aan het stroompje de Mojka.
(U merkt, dat rijmt, wat geheel niet zo raar is,
daar het voor het volle pond waar is.)

’t Was nacht.
         (O Muze, geef mij kracht!
         Dat ik straks zegge: Het is volbracht!)
’t Was nacht. ’t Was stil. ’t Was mist. ’t Was vriesbevroren kou,
dat je er van bevrozen zou,
als je er stond in hemmetje zonder mouw.
’t Was drogist en ’t was lantaren.
En het kwam Blok voor, als stond hij vele-vele jaren,
tot aan grijsheid, uitval, weerkeer zijner haren
reeds op deze plek,
in een flash forward of flash back:
een halvegare gek
een stuks straatmeubilair,
met een lampje op zijn hoofd, strikt utilitair,
ter beschijning van de square.

En Blok begon reeds te metalliseren,
in een lantaarnpaal-achtige te verkeren,
in een stalen frame te hoedaniseren.
         (Dat is des dichters prerogatief:
         wat hij voelt dat wordt hij, net zo lief.)
Van vensterglas werden alreeds zijn ogen,
tot er plotseling uit den hoge
een bloempot stoepwaarts kwam gevlogen
die zich pal bovenop geadresseerde
tot een ex-bloempot annihileerde,
dat wil zeggen explodeerde.

Hiermee, vrienden, komt een happy end aan ’t verhaal:
Het werd de dichter weliswaar fataal,
Maar hij werd gelukkig geen lantarenpaal.

_____

Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

395 Nacht, trottoir – persconferentieel

398 Nacht, trottoir – als aanplakbiljet

397 Nacht, trottoir – als limerick

400 Het alfabet

393 Delina Delaney, hoofdstuk IV

396 Nacht, trottoir – als dichteren des vaderlands

392 Nacht, trottoir – als Willem Kloos

394 Nacht, trottoir – annotatief