516 De morele dimensie

   Met Zwaluwstaarten van Ellen Van Pelt ben ik niet erg opgezet, ja hier en daar schiet ik er danig van uit mijn krammen, om niet te zeggen dat het me op zeker moment ambetant mijn voeten gaat uithangen. Is de schrijfster soms de trappers verloren? Het boek komt me voor als een kwakkel die enorm veel van zeg is.
   In haar boek gaat de schrijfster op zoek naar de motieven waarom haar overgrootva Leopold Van Pelt, eigenaar-directeur van Meubelfabriek Van Pelt, collaboreerde met de Duitsers, kasten en kisten enzovoort voor ze maakte. Dat doet ze door hem in het gevang, waar hij als profiterende economieker, inciviek en tweezak na de oorlog wegens schuldige inschikkelijkheid een aantal jaar moest doorbrengen, zijn zonden te laten overdenken. Zonden die hij niet heeft, want hij deed het voor zijne mensen, voor het werkvolk, voor ’t fabriek, het was overmacht, hij kon die opdrachten niet weigeren, dan was hem alles afgenomen, hij had een gezin om voor te zorgen enzovoort enzovoort, de hele rammelende resem gaapverwekkende bewimpelingen komt weer langs in de fictieve overpeinzingen.
   Het is dan ook niet Leopold die we horen, maar door een glasgordijn van bedenksels zijn achterkleindochter die zich ploeterend en zwoegend probeert in te leven aan de hand van alle collaboratieliteratuur en archiefmateriaal die ze doorgeploegd heeft. (Weerstandsromans zijn er niet: die nazaten hoeven niets goed te praten.) Het zijn duidelijk háár hangups en niet die van haar verwekkers verwekkers verwekker. Het was bijvoorbeeld al veel beter geweest als het alleen over ’t fabriek ging en al het morele gezever eruitgelaten was.
   Mijn overgroteva! Fout in de oorlog! Dat kan toch niet waar zijn! En de schrijfster schakelt nog een vitesse hoger door hem à la Hitler hield van honden geen bezwaar te laten hebben dat zijn klein mannen met de achterbuurtkinderen van de Seefhoek spelen en dat hij de opdrachten voor de Duitsers saboteerde en brol afleverde. Zo hoopt ze dat er toch nog een in de grond goed mens tevoorschijn komt.
   Maar Ellen, wil ik uitroepen, er moet niets goedgepraat worden, er moet niets uitgelegd worden. Dat is een dedjuus gedacht. Wat zou het dat uw overgroteva een kloefkapper was voor, tijdens en na de oorlog? De oorlog was een tijd als alle andere. Op elke oorlog volgt wraak en vergelding, en daarna wordt er hopelijk vergeven – hopelijk voor de ‘goeien’ dan, dat ze niet de rest van hun leven met een angel in het hart blijven zitten, zoals kennelijk nu de achterkleinkinderen, een hypocriete angel. Want dat is de morele dimensie die ik in het boek lees, doorheen de goedpraterij en tegen de achtergrond van die ene vaststaande morele maatstaf, goed en fout in de oorlog: alleen zij kan het niet velen. Ze schrijft, honderden en misschien duizenden kinderen en kleinkinderen en achterkleinkinderen na: “Zijn verhaal is geen epos van goed en kwaad, maar van een grijs tussenland waarin hij onderhandelde, foefelde en vooral zijn meubelfabriek veilig probeerde te stellen.”
   Ik vraag me dan altijd af, oké, niet zwart of wit, best, als jij het ervan wil maken, maar waarom moet het dan altijd per se zo grijs zijn?
_____

   Deze bespreking van Ellen Van Pelt, Zwaluwstaarten, Pelckmans, 2025 (312 blz) verscheen eerder op neerlandistiek in het kader van de volledige librisliteratuurprijsgroslijstbesprekingen. Wat zuidnederlandse idiomerieën betreft houdt de roman het midden tussen het geheel ongeaccidenteerde standaard(noord)nederlands plat-als-een-dubbeltjes van Uwe Porters, Alle golven in mij, en de rollercoaster dodenrit met haarspeldbochten van Pjeroo Robjees particulariteitenkoers Vissertjes. Ik heb enkele van de mij onbekende woorden en uitdrukkingen (die ik al lezende vlijtig markeerde in de kantlijn en vervolgens overtikte) gebruikt in de bespreking maar vele ook niet, bv. pilarenbijters voor zeer gelovigen, op zwier gaan, moorzwart, een gazettenschrijver, opplooien voor opvouwen, een fatik (een gedetineerde met een ondersteunende functie), iemand die direct van zijn oren maakt (hoog van de toren blaast), Hebt ge belet? (Ben je vrij?) en zo meer. Misschien vind ik er nog emplooi voor, want ik wil ze wel gebruiken. Een winket is een klinket bijvoorbeeld, d.i. een loopdeur, een voetgangersdeur- of poort die in een grotere poort is ingebouwd: dat wist ik niet. De balkendeir voor het plankier, iets uitsteken (uithalen, uitspoken, doen), meneer doktoor, de eenzelvigheidskaart (identiteitskaart) enzovoort. Een verhoog voor een podium heb ik al gebruikt in de vertaling van Infinite Jest, waar ik – je kon erop wachten – van de ‘corrector’ meteen een blauwe streep door krijg met de aantekening dat het Vlaams is. Goed gezien, hoor!
   Wat ik ook vond en nooit eerder gezien had, was een IJ-ligatuur (zie hierboven). Hij is weliswaar niet mooi, de basislijn van de I had met die van de andere letters moeten corresponderen, maar hij is er toch maar, op bladzijde 28.
   Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

514 Nieuwe feiten

515 Robjee en het robjees

23 Ten derden male de allenige occupanten

513 Word niet uit het raam gesmeten

510 Raar is waar

512 Nooit uit vreemde neuzen eten

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)

511 Hoerenzoon

160 Vintage Vondel

315 Wat wil de persklaarversmurfer?