180 Het verhaal van het verschenen kuiken
Een heel-heel simpel versje, maar intussen wel met een eind- en een binnenrijm.
Hoe langer ik ernaar kijk, hoe bijzonderder ik het vind.
Tien woorden waarvan er maar liefst drie twee keer terugkeren. En dan nog dubbel gerijmd ook...
En het werkt, als gedicht, helemaal met die slotvraag, Waar kom jij opeens vandaan? Je hebt de neiging meteen te gaan roepen: ‘Uit het ei!’ En dat is precies de bedoeling. En op de een of andere mystieke manier ben je dan even één met het kuikentje. Helemaal metempsychotisch...
Charms? Vrijwel zeker, zou ik zeggen.
Ik dacht voor een vertaling eerst aan De hoogst verbaasde poes:
Poeslief is geheel ontdaan:
– Waar kom jij opeens vandaan?
Wel vreemd is natuurlijk dat poeslief weet dat het een kuikentje is maar niet weet dat ze uit een ei komen. Maar dat is stakkerige volwassenenwijsheid, en ook wel onderdeel van de grap.
Maar de vertaling is NIET GOED. Ik heb a) geen binnenrijm en het is b) ‘ontdaan’??? wat is ontdaan???
Het moet anders.
Maar hoe?
We vragen het aan Hans ter Laan. Die maakt er met Het verbaasde poesje een kwatrijn van:
Ons poesje tikt eens op een ei,
Maar springt dan plotseling opzij
En blijft zó stomverwonderd staan.
‘Zeg kuiken, waar kom jij vandaan?’
Wat een lengte! Dit is geen sprintje meer, dit is een bosloop...
Dorian Rottenberg maakt ervan, in How Amazing!
Said the kitten: “What a trick!
Where’d you come from, little chick?”
Beetje gezocht, what a trick. Gezocht in de zin van: niet gevonden.
Kätzchen macht große Augen heet het bij Johann Warkentin, en is – en dat is knap – van a tot z opgebouwd uit nep-verbazing en uitleg van de illustraties.
Unser Kätzchen staunt gar sehr:
Plötzlich springt das Ei in Stücke.
“Wo kommst du auf einmal her,
allerliebstes Kücken?”
Antoinette Mazzi laat de slotvraag niet meer richten aan het kuikentje, ‘jij’, helaas, maar meer aan de lezer, en dan wordt het ineens ontzettend vervelend, opdringerig, neerbuigend, en is de magie van de mystieke eenwording met het kuikentje geheel afwezig, lees maar, Un chaton étonné:
Le tout petit chaton est très étonné
– Et d’où sort-il donc, ce petit poussinet?
Nu ik nog... Kort, dubbelrijmend, stikkensvol herhaling én metempsychotisch.
Eén ding is zeker: ik ga van z’n levensdagen poesje niet kunnen laten rijmen op kuikentje. De gender-artsen kunnen veel, ook in Vertalië, maar dit verbiedt de taal. Dan op klein? Het heel-heel verbaasde poesje (in elk geval een charmsiaanse titel):
Heel verbaasd is zij hier, poesje klein:
‘Hoe kom jij hier, kuiken klein?’
Hm. Dat is wel erg stuntelig. Ik heb sterk de indruk dat er maar één toepasselijke slotregel kan zijn en dat is Waar kom jij opeens vandaan? Take it from there. De eerste regel moet dan overnieuw. Is dit beter? Poes denkt: Is hier iets verkeerd gegaan? Waar kom jij opeens vandaan? Nee. Dan komt die vraag niet meer plotseling. Ik hou het dus voorlopig op dit, met verandering van Poeslief in Poes hier in de strijd tegen snottebellen:
Poes hier is geheel ontdaan:
– Waar kom jij opeens vandaan?
Ik kreeg drie inzendingen die zich niets maar dan ook helemaal niets van mijn overwegingen aantrekken, die ik dan ook voor mijzelf had gehouden. Frisse en onverveerde vertalingen:
In ’t kippenhok zijn bolletjes waar ik graag mee wil spelen.
Dat ene deed wat dolletjes toen ik het wilde stelen...
De eerste regel hinkt wat maar het is een fraaie poging, binnen- en buitenrijm met leuke woorden. Geen mystieke eenwording met het kuiken, maar je kan niet alles hebben. Nummer twee:
Ik ging in ’t hok een eitje stelen, trippel trippel, in ’t geniep,
maar toen ik ermee wilde spelen ging dat ei van piep piep piep...
Hier hinkt regel twee, maar die eindigt dan wel weer heel goed, want je kunt na ging dat ei van ophouden en het piepen door de voorgelezene laten invullen. Altijd leuk. Nummer drie:
Met zijn pootjes tikt het katje zachtjes op een ei – tip tip.
Sapperlootjes, denkt het katje, wacht eens – ’t is een mini-kip!
Het distichon is heel goed, maar er staan wat lange saaie lappen in, naar mijn smaak. Het heeft wel erg veel woorden die weinig of niets toevoegen: met zijn pootjes, zachtjes, wacht eens. (Die laatste twee virtuoos binnenrijmend, dat dan weer wel.) En dat uitroepteken! Dat uitroepteken! Volgende. Кто скорее? Któ skaréë? Wie is sneller? Wie is het snelst?
Нас хозяин ждёт внизу.
Не поспеть за этим псом!
А теперь смотрите – псу
Не поспеть за колесом.
Dat wil zeggen. Ons baasje verwacht ons beneden. Niet bij te houden is die hond! Maar kijk nu eens – de hond Kan het wiel niet bijhouden.
Gescandeerd. Nás chaziájin zjdjót vniezóé. Nie pospéétj za ètiem psóm! A tiepér smatríétje – psóé Nie pospéétj za kólesóm. Rijmschema: weer eens abab.
Hoe langer ik ernaar kijk, hoe bijzonderder ik het vind.
Tien woorden waarvan er maar liefst drie twee keer terugkeren. En dan nog dubbel gerijmd ook...
En het werkt, als gedicht, helemaal met die slotvraag, Waar kom jij opeens vandaan? Je hebt de neiging meteen te gaan roepen: ‘Uit het ei!’ En dat is precies de bedoeling. En op de een of andere mystieke manier ben je dan even één met het kuikentje. Helemaal metempsychotisch...
Charms? Vrijwel zeker, zou ik zeggen.
Ik dacht voor een vertaling eerst aan De hoogst verbaasde poes:
Poeslief is geheel ontdaan:
– Waar kom jij opeens vandaan?
Wel vreemd is natuurlijk dat poeslief weet dat het een kuikentje is maar niet weet dat ze uit een ei komen. Maar dat is stakkerige volwassenenwijsheid, en ook wel onderdeel van de grap.
Maar de vertaling is NIET GOED. Ik heb a) geen binnenrijm en het is b) ‘ontdaan’??? wat is ontdaan???
Het moet anders.
Maar hoe?
We vragen het aan Hans ter Laan. Die maakt er met Het verbaasde poesje een kwatrijn van:
Ons poesje tikt eens op een ei,
Maar springt dan plotseling opzij
En blijft zó stomverwonderd staan.
‘Zeg kuiken, waar kom jij vandaan?’
Wat een lengte! Dit is geen sprintje meer, dit is een bosloop...
Dorian Rottenberg maakt ervan, in How Amazing!
Said the kitten: “What a trick!
Where’d you come from, little chick?”
Beetje gezocht, what a trick. Gezocht in de zin van: niet gevonden.
Kätzchen macht große Augen heet het bij Johann Warkentin, en is – en dat is knap – van a tot z opgebouwd uit nep-verbazing en uitleg van de illustraties.
Unser Kätzchen staunt gar sehr:
Plötzlich springt das Ei in Stücke.
“Wo kommst du auf einmal her,
allerliebstes Kücken?”
Antoinette Mazzi laat de slotvraag niet meer richten aan het kuikentje, ‘jij’, helaas, maar meer aan de lezer, en dan wordt het ineens ontzettend vervelend, opdringerig, neerbuigend, en is de magie van de mystieke eenwording met het kuikentje geheel afwezig, lees maar, Un chaton étonné:
Le tout petit chaton est très étonné
– Et d’où sort-il donc, ce petit poussinet?
Nu ik nog... Kort, dubbelrijmend, stikkensvol herhaling én metempsychotisch.
Eén ding is zeker: ik ga van z’n levensdagen poesje niet kunnen laten rijmen op kuikentje. De gender-artsen kunnen veel, ook in Vertalië, maar dit verbiedt de taal. Dan op klein? Het heel-heel verbaasde poesje (in elk geval een charmsiaanse titel):
Heel verbaasd is zij hier, poesje klein:
‘Hoe kom jij hier, kuiken klein?’
Hm. Dat is wel erg stuntelig. Ik heb sterk de indruk dat er maar één toepasselijke slotregel kan zijn en dat is Waar kom jij opeens vandaan? Take it from there. De eerste regel moet dan overnieuw. Is dit beter? Poes denkt: Is hier iets verkeerd gegaan? Waar kom jij opeens vandaan? Nee. Dan komt die vraag niet meer plotseling. Ik hou het dus voorlopig op dit, met verandering van Poeslief in Poes hier in de strijd tegen snottebellen:
Poes hier is geheel ontdaan:
– Waar kom jij opeens vandaan?
Ik kreeg drie inzendingen die zich niets maar dan ook helemaal niets van mijn overwegingen aantrekken, die ik dan ook voor mijzelf had gehouden. Frisse en onverveerde vertalingen:
In ’t kippenhok zijn bolletjes waar ik graag mee wil spelen.
Dat ene deed wat dolletjes toen ik het wilde stelen...
De eerste regel hinkt wat maar het is een fraaie poging, binnen- en buitenrijm met leuke woorden. Geen mystieke eenwording met het kuiken, maar je kan niet alles hebben. Nummer twee:
Ik ging in ’t hok een eitje stelen, trippel trippel, in ’t geniep,
maar toen ik ermee wilde spelen ging dat ei van piep piep piep...
Hier hinkt regel twee, maar die eindigt dan wel weer heel goed, want je kunt na ging dat ei van ophouden en het piepen door de voorgelezene laten invullen. Altijd leuk. Nummer drie:
Met zijn pootjes tikt het katje zachtjes op een ei – tip tip.
Sapperlootjes, denkt het katje, wacht eens – ’t is een mini-kip!
Het distichon is heel goed, maar er staan wat lange saaie lappen in, naar mijn smaak. Het heeft wel erg veel woorden die weinig of niets toevoegen: met zijn pootjes, zachtjes, wacht eens. (Die laatste twee virtuoos binnenrijmend, dat dan weer wel.) En dat uitroepteken! Dat uitroepteken! Volgende. Кто скорее? Któ skaréë? Wie is sneller? Wie is het snelst?
Нас хозяин ждёт внизу.
Не поспеть за этим псом!
А теперь смотрите – псу
Не поспеть за колесом.
Dat wil zeggen. Ons baasje verwacht ons beneden. Niet bij te houden is die hond! Maar kijk nu eens – de hond Kan het wiel niet bijhouden.
Gescandeerd. Nás chaziájin zjdjót vniezóé. Nie pospéétj za ètiem psóm! A tiepér smatríétje – psóé Nie pospéétj za kólesóm. Rijmschema: weer eens abab.
Reacties
Een reactie posten