184 Het verhaal van de pafstaande zebrahoeder
Geen geweldig versje.
Wij van het Charms Research Project zeggen: geen Charms. Niet aanschaffen.
Wij van de Nederlandse Bibliotheekdienst Biblion zeggen: teveel concentratie vereist. Niet aanschaffen.
Maar wij van het Radlov-vertaalproject zeggen: dan maak je er met enige concentratie maar een Charms van.
Gaat dat lukken?
Onwaarschijnlijk.
Proberen staat vrij natuurlijk. Gernet en Dilaktorskaja heb je, Charms kun je krijgen.
In het gedichtje wordt met geen woord gerept over wat er op de tekeningen te zien is.
Het enige wat je uit de tekst kan opmaken, is dat er iets geks gebeurt.
Tja. Er gebeurt wel meer geks in de wereld.
Zeker de zelfverzonnen kindergedichtenwereld.
Dat is immers het prerogatief en tevens de plicht van de kindergedichtenschrijver: er moet iets geks gebeuren.
Maar om je daar nou over te gaan verwonderen, is het andere uiterste.
Dat is zoiets als iemand een buitenissige naam geven, zeg Jan Janszoon Samovar, en je dan gaan verwonderen dat hij zo’n gekke naam heeft.
Ja, je hebt hem net zelf verzonnen!
Dat klinkt als lachen om je eigen grap. Als enige.
Pjotr Ivanytsj is wel een charmsiaanse naam. Dat er in het gedichtje geen sprake is van hetgeen er in de tekeningen verteld wordt kan ook als extra grap worden opgevat. Het meervoud ‘roep (de) dokters’ kan ook nog wel leuk bedoeld zijn, hoewel het de indruk maakt van rijmdwang. Maar toch ontbreekt het de vier regels aan de charmsale toon.
Het uitroepteken is ook zeer verdacht.
Charms zul je zoiets niet zien doen. Alles is bij hem juist de normaalste zaak van de wereld. Zonder uitroeptekens.
Als er in een gedichtje wordt gezegd dat er iets heel geks aan de hand is, zakt bij mij de spreekwoordelijke broek meestal al af.
Het is het literaire equivalent van mensen die van zichzelf vinden dat ze zo lekker gek doen of gek zijn.
Heel irritant.
Waarmee ik maar gezegd wil hebben: m’n kop eraf, of althans m’n hoed, of althans mijn bril, als dit van Charms is.
Als we het in het Nederlands van Charms willen maken hebben we een ingrijpende gender-operatie nodig waarvoor ik niet weet of ik de moed en de kunde heb...
Pieter-Jan Janpieterszoon wrijft zich de ogen uit – is maar een voorstel.
Pieter-Jan Janpieterszoon
Was hoogst verwonderd.
– Bedriegen mijn ogen mij,
Of word ik bedonderd?
Niet te moeilijk over doen. Op deze manier is het eigenlijk het begin van een langer gedicht dat best leuk kan worden – en goddank helemaal niet over gearceerde zebra’s hoeft te gaan. Het kan over alles gaan. Het moet alleen nog verzonnen en geschreven worden.
Minpuntje is het povere rijmschema in de vertaling: abac, dus helemaal toppie is ie niet.
Overigens is een slepend, vrouwelijk, onbeklemtoond eindrijm te prefereren boven een mannelijk, staand, beklemtoond rijm in de afmakende regels van komische gedichten. Werkt veel beter. In het Engels trouwens ook, getuige de satirische gedichten van Ambrose Bierce in zijn Devil’s Dictionary (Des Duivels Woordenboek).
Ter Laan vond ook verwijzingen naar de tekeningen node ontbreken. Hij noemt het gedicht De geruite zebra en laat zich geïnspireerd door de tekeningen tot wel zes regels verleiden:
De schilder schildert heel het hek.
‘Hé,’ zegt hij eensklaps, ‘dat is gek:
Wat voor beest zie ik daar staan?
Daarnet had ’t een gestreepte huid,
Nu is het helemaal geruit.
’k Moet nodig naar de oogarts gaan...’
Een lesje in vermallemoerisering. Hoe kun je een niet heel bijzonder rijmpje vernielen tot een totaal bloedvervelend saai irritant hemeltergend neerbuigend langdradig mismoedigmakend epos van zes regels.
Rottenberg, in Uncle Pete Gets a Surprise, verstopt er met het woord huid slinks een kleine verwijzing naar het getekende verhaal in:
“What’s the matter with your hide?”
Uncle Pete the painter cried.
“Gosh! I surely must be sick,
Call the doctors to me quick!”
De vertaling dateert kennelijk nog uit de tijd dat je gosh en golly niet-ironisch kon gebruiken. Wel is het netjes van hem dat hij de artsen meervoudig laat. Zou hij het een grap vinden?
Johann Warkentin ziet de grap van het meervoud net als ik niet in, maar ziet ergens anders een grap die ik ook al niet zie, in Onkel Peter staunt:
Onkel Peter wundert sich:
“Mit den Augen stimmt was nicht:
Alles flimmert weiß und schwarz—
ruft mir doch den Augenarzt!”
Hoezo flimmert nu pas alles wit en zwart, na de ruitjeszebra, en niet toen de zebra’s gewoon wit en zwart gestreept waren? Dat klopt niet hoor.
Antoinette Mazzi is zoals meestal het letterlijkst. Dat kan ze zijn omdat a) in het Frans alles op alles rijmt en b) ze zich van het metrum zelden wat aantrekt. Daarom hoeft ze zich nooit in bochten te wringen om op iets leuks te komen – en komt ook nooit op iets leuks. Hier is het Ivan Ivanytch stupéfait, met rijmschema – echt Frans – aaaa:
Ivan Ivanytch se plaint:
Il n’y voit plus très bien!
«Je dois être mal en point.
Appelez les médecins!»
Ik kreeg twee inzendingen, eentje die de tekeningen interpreteert, zoals Hans ter Laan, en een die de gebeurtenis in het midden laat, zoals de Russische tekst en mijn voorlopige vertaling. De navertelling zit uitstekend in elkaar, en is onvergelijkelijk veel beter dan de gepubliceerde versie uit Lief en leed in dierenland:
Verdikkeme, zucht zacht de boer,
mijn ogen draaien me een loer...
Zebra’s hebben strepentruitjes
maar die ene daar heeft ruitjes...
Mooie, onnadrukkelijke natuurlijke en toch leuke bijzondere rijmen. De abstractere inzending was ook heel goed:
Pjotr Ivanytsj gilde: Nee!
Haal een dokter, haal er twee!
Zijn mijn ogen aan het liegen
of zie ik... zie ik ze vliegen?
Zelfs de grap van de meervoudige artsen is nu duidelijk, en een grap gebleven – of er eindelijk een geworden. Super. Volgende. Три весёлых зайчика. Tríé visiólych zájtsjieká. Drie vrolijke haasjes.
Geen tekst, o wee. We moeten zelf aan de bak. En nog wel over twee bladzijden. Dus minstens twee regels. En hoogstens vier. En natuurlijk een beetje leuk of bijzonder of onverwacht. En een echt gedichtje, geen berijmde uitleg. Brrr.
Wij van het Charms Research Project zeggen: geen Charms. Niet aanschaffen.
Wij van de Nederlandse Bibliotheekdienst Biblion zeggen: teveel concentratie vereist. Niet aanschaffen.
Maar wij van het Radlov-vertaalproject zeggen: dan maak je er met enige concentratie maar een Charms van.
Gaat dat lukken?
Onwaarschijnlijk.
Proberen staat vrij natuurlijk. Gernet en Dilaktorskaja heb je, Charms kun je krijgen.
In het gedichtje wordt met geen woord gerept over wat er op de tekeningen te zien is.
Het enige wat je uit de tekst kan opmaken, is dat er iets geks gebeurt.
Tja. Er gebeurt wel meer geks in de wereld.
Zeker de zelfverzonnen kindergedichtenwereld.
Dat is immers het prerogatief en tevens de plicht van de kindergedichtenschrijver: er moet iets geks gebeuren.
Maar om je daar nou over te gaan verwonderen, is het andere uiterste.
Dat is zoiets als iemand een buitenissige naam geven, zeg Jan Janszoon Samovar, en je dan gaan verwonderen dat hij zo’n gekke naam heeft.
Ja, je hebt hem net zelf verzonnen!
Dat klinkt als lachen om je eigen grap. Als enige.
Pjotr Ivanytsj is wel een charmsiaanse naam. Dat er in het gedichtje geen sprake is van hetgeen er in de tekeningen verteld wordt kan ook als extra grap worden opgevat. Het meervoud ‘roep (de) dokters’ kan ook nog wel leuk bedoeld zijn, hoewel het de indruk maakt van rijmdwang. Maar toch ontbreekt het de vier regels aan de charmsale toon.
Het uitroepteken is ook zeer verdacht.
Charms zul je zoiets niet zien doen. Alles is bij hem juist de normaalste zaak van de wereld. Zonder uitroeptekens.
Als er in een gedichtje wordt gezegd dat er iets heel geks aan de hand is, zakt bij mij de spreekwoordelijke broek meestal al af.
Het is het literaire equivalent van mensen die van zichzelf vinden dat ze zo lekker gek doen of gek zijn.
Heel irritant.
Waarmee ik maar gezegd wil hebben: m’n kop eraf, of althans m’n hoed, of althans mijn bril, als dit van Charms is.
Als we het in het Nederlands van Charms willen maken hebben we een ingrijpende gender-operatie nodig waarvoor ik niet weet of ik de moed en de kunde heb...
Pieter-Jan Janpieterszoon wrijft zich de ogen uit – is maar een voorstel.
Pieter-Jan Janpieterszoon
Was hoogst verwonderd.
– Bedriegen mijn ogen mij,
Of word ik bedonderd?
Niet te moeilijk over doen. Op deze manier is het eigenlijk het begin van een langer gedicht dat best leuk kan worden – en goddank helemaal niet over gearceerde zebra’s hoeft te gaan. Het kan over alles gaan. Het moet alleen nog verzonnen en geschreven worden.
Minpuntje is het povere rijmschema in de vertaling: abac, dus helemaal toppie is ie niet.
Overigens is een slepend, vrouwelijk, onbeklemtoond eindrijm te prefereren boven een mannelijk, staand, beklemtoond rijm in de afmakende regels van komische gedichten. Werkt veel beter. In het Engels trouwens ook, getuige de satirische gedichten van Ambrose Bierce in zijn Devil’s Dictionary (Des Duivels Woordenboek).
Ter Laan vond ook verwijzingen naar de tekeningen node ontbreken. Hij noemt het gedicht De geruite zebra en laat zich geïnspireerd door de tekeningen tot wel zes regels verleiden:
De schilder schildert heel het hek.
‘Hé,’ zegt hij eensklaps, ‘dat is gek:
Wat voor beest zie ik daar staan?
Daarnet had ’t een gestreepte huid,
Nu is het helemaal geruit.
’k Moet nodig naar de oogarts gaan...’
Een lesje in vermallemoerisering. Hoe kun je een niet heel bijzonder rijmpje vernielen tot een totaal bloedvervelend saai irritant hemeltergend neerbuigend langdradig mismoedigmakend epos van zes regels.
Rottenberg, in Uncle Pete Gets a Surprise, verstopt er met het woord huid slinks een kleine verwijzing naar het getekende verhaal in:
“What’s the matter with your hide?”
Uncle Pete the painter cried.
“Gosh! I surely must be sick,
Call the doctors to me quick!”
De vertaling dateert kennelijk nog uit de tijd dat je gosh en golly niet-ironisch kon gebruiken. Wel is het netjes van hem dat hij de artsen meervoudig laat. Zou hij het een grap vinden?
Johann Warkentin ziet de grap van het meervoud net als ik niet in, maar ziet ergens anders een grap die ik ook al niet zie, in Onkel Peter staunt:
Onkel Peter wundert sich:
“Mit den Augen stimmt was nicht:
Alles flimmert weiß und schwarz—
ruft mir doch den Augenarzt!”
Hoezo flimmert nu pas alles wit en zwart, na de ruitjeszebra, en niet toen de zebra’s gewoon wit en zwart gestreept waren? Dat klopt niet hoor.
Antoinette Mazzi is zoals meestal het letterlijkst. Dat kan ze zijn omdat a) in het Frans alles op alles rijmt en b) ze zich van het metrum zelden wat aantrekt. Daarom hoeft ze zich nooit in bochten te wringen om op iets leuks te komen – en komt ook nooit op iets leuks. Hier is het Ivan Ivanytch stupéfait, met rijmschema – echt Frans – aaaa:
Ivan Ivanytch se plaint:
Il n’y voit plus très bien!
«Je dois être mal en point.
Appelez les médecins!»
Ik kreeg twee inzendingen, eentje die de tekeningen interpreteert, zoals Hans ter Laan, en een die de gebeurtenis in het midden laat, zoals de Russische tekst en mijn voorlopige vertaling. De navertelling zit uitstekend in elkaar, en is onvergelijkelijk veel beter dan de gepubliceerde versie uit Lief en leed in dierenland:
Verdikkeme, zucht zacht de boer,
mijn ogen draaien me een loer...
Zebra’s hebben strepentruitjes
maar die ene daar heeft ruitjes...
Mooie, onnadrukkelijke natuurlijke en toch leuke bijzondere rijmen. De abstractere inzending was ook heel goed:
Pjotr Ivanytsj gilde: Nee!
Haal een dokter, haal er twee!
Zijn mijn ogen aan het liegen
of zie ik... zie ik ze vliegen?
Zelfs de grap van de meervoudige artsen is nu duidelijk, en een grap gebleven – of er eindelijk een geworden. Super. Volgende. Три весёлых зайчика. Tríé visiólych zájtsjieká. Drie vrolijke haasjes.
Geen tekst, o wee. We moeten zelf aan de bak. En nog wel over twee bladzijden. Dus minstens twee regels. En hoogstens vier. En natuurlijk een beetje leuk of bijzonder of onverwacht. En een echt gedichtje, geen berijmde uitleg. Brrr.
Reacties
Een reactie posten