128 Bibbergoud vs Bibbergoud

   Vanaf 1953 bestonden er twee talen, Nederlands en Vlaams.
   In dat jaar was Bibbergoud uit 1949 de eerste Suske en Wiske die voor de Nederlandse markt ontvlaamsd werd. Met deze literaire emasculatie begonnen de taaleigens definitief uit elkaar te groeien.
   Waar noordelijke lezers in 1941 hier en daar nog wel eens een Vlaams woordje konden meepikken uit de rijke ruif, getuige de verhalen van Vlamingen in de 1001 avond-serie, werd de norm na 1953: zuiveren die zuidelijke zoedels.
   Waar in 1941 veel Vlaamse schrijvers zich zo goed en zo kwaad als ze konden aan de Noord-Nederlandse norm probeerden aan te passen, met behoud van eigenheid, werd dat na 1953 plotseling veel minder pertinent. Wat ze ook deden, het was toch nooit goed genoeg. Hun hele hebben en houwen moest toch door de Noord-Nederlandse redactionele mangel.
   Die redactie, als we de verhalen van Benno Barnard en Jeroen Brouwers moeten geloven, kwam vaak neer op compleet herschrijven. Heroïsch hielden deze twee de poorten van het Nederlands gesloten tegen de horde barbaren uit het zuiden. Ook door hun eigen werk droegen ze trouwens hun steentje bij aan het zuiver houden van de Nederlandse taal opdat er geen enkel blaadje aan de kale takken kwam te groeien. Chapeau!
   Ik heb hier voor me een herdruk van de Vlaamse en de Nederlandse Bibbergoud uit 1953. Wat is veranderd? Wat kon niet meer? Wat snapten de noorderlingen niet? Waarmee konden de damesheren opvoeders niet aankomen bij de onschuldige onnozele bloedjes die het Antwerps niet meester waren? Wat werd om commerciële redenen gelijkgeschakeld?
   Bij deze vergelijking moet opgemerkt worden dat we de Vlaamsbrabantkempismen misschien nu niet meer begrijpen, eben weil ze vanaf 1953 stelselmatig zijn onderdrukt, maar begrepen we ze in 1953 nog wel. We kunnen niet zomaar de terugkijkbril opzetten en zeggen: ‘Ja, dat is wel erg vreemd.’ Dan zouden we ook ons hoofd moeten schudden bij Breeroo’s De Spaanse Brabander: ‘Dat die mensen dat toen begrepen!’ Maar zestiende-eeuws Nederlands is helemaal niet moelijk: je hoeft er alleen maar een zestiende-eeuwer voor te zijn. (Hetzelfde geldt voor Chinees, het Rongo-Rongo en de taal van Jeroen Brouwers.)
   Sterker nog: het zijn allemaal dingen die we zeker nu begrepen zouden hebben als ze in 1953 niet uit het gemeenschappelijke noord-zuid taalgebruik zouden zijn gehaald. Was het blijven bestaan in Noord-Nederland, dan hadden we er geen problemen mee. (Hetzelfde geldt voor het zestiende-eeuws Nederlands maar niet voor de taal van Jeroen Brouwers.)
   Ik maak een onvolledig lijstje van de verschillen tussen de Belgische en Nederlandse uitgave, Bibbergoud B en Bibbergoud N, de A’pense en de A’damse. (We mogen nooit vergeten dat A’dam van de A’pen afstamt.)
   Dus. Wat missen wij, Pierre? Wat hebben wij niet?
   Bibbergoud B speelt zich in De Kempen af. Bibbergoud N in Nederland (6.2.1, dat is bladzijde 6, strookje 2, kader 1). Vreemd genoeg speelt de latere gekleurde versie (Bibbergoud 138) zich in Vlaanderen af, net de Classics-versie (Bibbergoud C), waarbij de Gyronef in Bibbergoud 138 op het eennalaatste kadertje van het album huiswaarts vliegt naar de Lage Landen maar in Bibbergoud C naar Vlaanderen.
   Maar laten we de latere uitgaven, Bibbergoud 138 en Bibbergoud C, in dit vergelijkend warenonderzoek (blz. 1) even buiten beschouwing laten. Het is al ingewikkeld genoeg.
   Bijna onvoorstelbaarderwijs zijn vrijwel alle tekstballonnen in alle pakweg 770 kaders in het album herschreven.
   Hierboven de eerste bladzijde naast elkaar afgedrukt, om te zien hoe dat gaat. We verliezen onder andere de uitstap, hij trapt naast de brug en het woord bullebak. Wie weet waarom mag het zeggen. Ook de Lambik wordt steevast louter Lambiek, die later overigens in de eentalige heruitgave weer wordt herherdoopt in Lambik.
   Kurieus, ja gewoon raar, is de verandering in het allereerste ballonnetje. Dat Zeg, Lambik, dat is nu geen uitstap, he!.. verandert in Hei, Lambiek, zijn we zo samen uit? is jammer, maar de verandering van Ge loopt al heel de weg te lezen! in het beeldende Je loopt te lezen of je geen keien ziet lijkt wel een halve vervlaamsing.
   Is Hij komt boven water Vlaams voor Hij komt al boven water? Is Wacht nou Vlaams voor Wacht?
   De vernederlandser is grondig te werk gegaan: kurieus wordt raar, niet gauw wordt nooit (over de lezende Lambik, wat hem een heel ander karakter geeft, zou ik zeggen. Wat? De Lambik leest nooit? Hoe durven ze!), hemel wordt oh-la-la (lijkt me een verfransing), allee wordt vooruit, verdorie wordt verdikkeme (een hele verbetering, not), dat moet nu gedaan zijn wordt helaas dat moet eindelijk eens uit zijn, jandorie wordt hei en ginder op het laatste plaatje van de eerste bladzijde wordt daarachter (was ginder ooit Vlaams?).
   Tot zover de eerste bladzijde. Ik vind dat ik een heel eind opgeschoten ben. Of, om het op z’n Nederlands te zeggen: Ik vind dat ik al een heel eind opgeschoten ben.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

378 AI is op de mars

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

377 Verkeerde benen

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

370 Koning Bub

376 Delina Delaney, hoofdstuk II