126 Amanda Ros – Irene Iddesleigh IV

   Dichten kon ze ook heel slecht. (Ik gebruik ‘slecht’ hier vanzelfsprekend in de betekenis van ‘goed’.) Een gedicht op Pasen, ‘Eastertide’ begint met:

Dear Lord, the day of eggs is here!

   ‘A Little Belgian Orphan’, een gedicht over Belgische weeskinderen dat ze maakte om te verkopen als broadsheet, begint met:

Daddy was a Belgian and so was Mammy too.

   Na een bezoek aan Westminster Abbey schreef ze over de graven der groten die daar pronkten en praalden een gedicht dat begon met:

Holy Moses! Have a look!
Flesh decayed in every nook!

   Ze was niet onder de indruk van alle historie die er lag:

Famous some were – yet they died:
Poets – Statesmen – Rogues beside,
Kings – Queens, all of them do rot,
What about them! Now – they’re not!

   In haar ogen was er niemand groot behalve zijzelf. En wat Amanda verder voor had op de afgestorven goegemeente: zij leefde!
   Hoofdstuk IV van Irene Iddesleigh stond ooit in het tijdschrift Tortuca (nummer 26 van 2011), dat net als de koningen en koninginnen in Westminster Abbey inmiddels ook niet meer is. Tortuca had de aardige geste om medewerkers, zo ze desgewenst verkozen, in backissues uit te betalen, zodat je niets meer gemist had mogen kunnen hoeven hebben, en je nog eens wat te lezen kreeg ook. Voor het gemiste honorarium hoefde je het niet te laten.
   Waarmee ik het even voor gezien hou met Irene. Het gaat je niet in je kouwe kleren zitten, die bloemenhof van soms eumeaanse circumperiferisatie vertalen.
   Hoofdstukken I, II, en III zijn hier, hier en hier te lezen. Misschien tot later!
Hoofdstuk IV

   Op de drempel van roem en glorie, broedend op het vooruitzicht van een vreugdevolle en gelukkige toekomst, mijmerend over het riskante recht der wet, blijven wij daar, zwervers op het bewolkte oppervlak van geestelijke smart, ontgoocheling en gevaar, bewoners van het grimmige bereik van de verwachte beeldenwereld, deelnemers aan de giftige droesem van bekokstoofd onrecht. Maar, zo is het leven.
   De bezoekjes van Sir John begonnen nu talrijk te worden in Dilworth Castle, en ieder bezoekje diende om verder de band der verhouding te versterken, en in de zwoegende boezem van trachtende troost de grauwe genoegens van het vermoeide verleden te begraven. De weken wisten van geen wijken, maar hij telde ze als dagen, als hij hun liefhebbende lengte vergeleek met die van de nare jaren die hij alleen had proberen te genieten, alvorens de stappen te zetten — ja, serieuze stappen — die de voorgegeven vrijgezel voornemens was.
   Eerst stond hij achteloos en onverschillig voor de bloemrijke sermoenen van moeders die hem periodiek kwamen bezoeken, met hun dochters, vol verontschuldiging, en behield strikt de koppige kwaliteiten van een autocratisch heerser, tot hij milder werd in het bijzijn van iemand die hij, naar hij ontdekte, gestaag leerde lief te hebben. Hij geloofde nu dat de belangrijkste strepen, t.w. — observatie, inclinatie, voortgang en verrichting, in een goedgesponnen huwelijksweb moeten harmoniseren met de grondslag van geluk, zonder dewelke onze levens nog geen ongeslagen munt waard zijn.
   Het pad der liefde, waarop men Sir John thans wist te wandelen met de tred der intensiteit, leek glad als het ijs van Inglewood. Er lagen geen hindernissen op zijn weg waarvan hij zich al bewust was, behalve verbeelding; en ook die werd uit zijn geest verdreven door de evidente en ampele beantwoording van Irenes gepolijste affectie, waarvan de valse glans aan hem voorbij ging, en wier voorwendsels zo vernuftig werden uitgevoerd dat ze ontdekking haast onmogelijk maakten.
   Irene was een volleerd en vaardig meisje, en wel in staat haar verborgen respect te allen tijde vol te houden ten overstaan van iemand die jaren eerder had getracht de grote barrière van rang en stand te slechten die zijn pad voerende naar haar genegenheid blokkeerde. Tot op heden was haar afkomst Sir John totaal onbekend; toch had hij het gevoel dat die niet gezocht moest worden bij de bruten of belachelijken, aangezien zij alle kwaliteiten bezat, van de buitenkant, en kenmerken van een buitengewoon verfijnd ras. En reeds op de prille leeftijd van elf zomers, toen de waardige hand van welwillendheid, vriendschap en liefde zich uitstrekte en de kleine vingertjes van absolute armoede omsloot, scheen zij op het oog niets te ontberen in voorkomen, manieren of opvoeding wat het medelijden of het wantrouwen van haar weldoende voogd en beschermer zou kunnen wekken.
   Sir John Dunferns talrijke recente visites aan Dilworth Castle hadden voor heel wat ophef gezorgd tot in de diepste nissen van nauwlettende nieuwsgierigheid, totdat er een aankondiging verscheen in Mack’s Society Journal met de volgende strekking: —
   “In augustus zullen in het huwelijk treden Sir John Dunfern, van Dunfern Mansion, graafschap Kent, en Irene Iddesleigh, aangenomen dochter van Lord en Lady Dilworth, van Dilworth Castle, in dito graafschap.”
   Deze bekendmaking veroorzaakte zonder twijfel bij de deelnemers aan salon-tetè-a-tetès gedeelde steken van jaloezie, met woordeloze rancune. Ontsteltenis, een luttel, zou een toevluchtsoord vinden in de huizen van velen die de high society aanvoerden aan de leiband van oppervlakkig vertoon en pompeuze importantie; en gedurende het interval dat verliep tussen een dergelijke aankondiging en haar gewichtige viering werd er menige en infame aantijging uitgestort aan het adres van Irene Iddesleigh.
   De maand voorafgaand aan de bruiloft van Irene was er een van vreugd en vrolijkheid op Dilworth Castle, met Lord en Lady Dilworth die op vier verschillende gelegenheden de sociale hand van exclusieve extravagantie reikten. Ze leken in een roes van verrukking te verkeren vanwege het feit dat Irene, die ze beschouwden als hun eigen dochter, de palm van puurheid zou wegdragen, waarentegen rijkdom, positie en titel met rusteloze trots langjarig op de loer hadden gelegen om te triomferen aan haar greep.
   Het was tijdens de tweede van deze sociale samenkomsten dat het eerste zaadje van jaloezie werd gezaaid in de boezem van Sir John Dunfern, en dat de neiging had te blijven liggen tot het geleidelijk uitgroeide tot zo’n rappe staat van rijpheid dat het voorgoed, zo mogelijk, wortel schoot in zijn stoffige schuilnest.
   Ja, toen de vrolijkheid op haar hoogtepunt was en de hitte te drukkend om de corpulenten van lijf veel comfort te laten, verliet Irenes aanstaande onverhoeds het midden van het aristocratische gedrang, en omdat hij hartstochtelijk een vurig verheerlijker was van de feeërieke vruchten van de inspanningen van de hovenier, richtte hij zijn voetstappen naar de welvoorziene oranjerie nabij de zuidvleugel van het gebouw.
   De verschillend geschakeerde lampen die van het serredak bungelden verleenden een aanblik van Indiase uitgelezenheid aan de vele curieuze en delicate voortbrengselen der natuur die bevallig lagen te rusten in hun terracotta getinte bedden.
   Maar voordat hij de ruimte verliet speurde hij vagelijk door de menigte om een glimp van Irene op te vangen, en zag haar niet temidden van de velen die zo uitgelaten dansten op de maatgevoelige melodieën van de befaamde pianist Charles Wohden, wiens muzikale toets immer de meest geharde zondaar wist te doen wegsmelten in stemmingen van milde weemoed, of de meest terneergeslagene op te monteren en hun mismoedige blik van somberte te verheffen tot een van hooggestemde hilariteit.
   Sir John doorkruiste de talrijke kronkels van bekoorlijkste geuren, tot hij belandde in de verste uithoek, of liever verduisterde schaduw, en op een bank van metaaldraad het doel van zijn speurtocht gewaar werd, in innigst gesprek verwikkeld met haar huisleraar, wiens naam hem compleet ontgaan was, daar hij pas enkele uren tevoren het plezier had gehad met hem kennis te maken.
   “Kan het mogelijk zijn?” riep Sir John uit, in diepe verwondering. “Zo loop ik je al enige tijd te zoeken, en nu heb ik je uiteindelijk bij toeval gevonden!” Irene, die in een mum van tijd op haar benen stond, was totaal beduusd, en als het zwakke licht haar trotse gezicht voordelig had doen uitkomen, dan had de rossige gloed van diep karmozijnen schuldbesef zichzelf in veel grotere mate gemanifesteerd. Ettelijke excuses etc. makend, ging ze momentaan met Sir John mee, die haar terugleidde, in ogenschijnlijke triomf, om te participeren in de volgende wals.
   Hoe het trouwe hart met wassende hartstocht bonsde gedurende het restant van de vrolijke festiviteit, en op het moment dat de laatste aankondiging van afloop van oor tot oor werd doorgefluisterd, was het trage tanen van Liefde’s hoge recht genoodzaakt in een pompeus niets te verdwijnen terwijl de gedachte zijn warme geestdrift bleef kittelen met de vaardige vingers van jaloezie. Dat zij van wie hij vurig had gehoopt dat zij zou delen in zijn toekomst met kristalzuivere en liefdevolle strelingen van bestendig gezelschap en wijsheid een echtgenote waardig, gestrikt zou zijn in een vermoedelijke gelofte aan een ander van haar grote liefde voor hem!
   Maar laat deze misselijkmakende gedachte liever sterven op de drempel van doorbraak dan voort te leven in de boezem van hem die, op een dag niet ver in het verschiet, het vrolijke luiden van bruiloftsklokken met blijdschap zou horen, en zich vanzelfsprekend zou verheugen over het onderwerp van hun oorsprong.

Reacties

met onder meer de afgelopen tijd

160 Vintage Vondel

373 Nacht, trottoir – als a-tal

372 Nacht, straat, straatlantaarn, apotheek

374 Nacht, trottoir – als sonnet

371 Pak aan, nageslacht! — Interview met Anatoli Mariëngof

370 Koning Bub

376 Delina Delaney, hoofdstuk II

377 Verkeerde benen

375 Nacht, trottoir – als Herman Gorter

345 Register & Inhoud VandaagsVertaalProbleem (cumulatief)